Heeft een aanmerkelijkbelanghouder na zijn remigratie geen recht op een step-up? Het certificeren van de desbetreffende aandelen maakt dat niet anders.
Eind 1991 emigreert een Nederlander naar België. Op 15 december 1994 koopt deze man 50% van de aandelen in een Nederlandse bv voor € 9.075. Wanneer de man op 11 maart 2003 remigreert naar Nederland, heeft hij nog steeds een belang van 50% in de Nederlandse bv. De waarde in het economische verkeer van de aandelen is op het moment van remigratie is € 611.640. De Belgische fiscus heeft de waardeaangroei van de aandelen niet belast. In verband met de remigratie stelt de Nederlandse inspecteur de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang (ab) op € 9.075. De man is het niet eens met deze verkrijgingsprijs, maar de Hoge Raad verklaart zijn cassatieberoep ongegrond. Zie ook NTFR 2017/2403 en ‘Alleen bij belaste waarde-aangroei aandelen step-up’.
Certificering en verkoop van de aandelen
In 2018 vindt een certificering van de aandelen plaats. Later dat jaar verkoopt de man de certificaten van de aandelen aan zijn dochters en hun kinderen. Daarbij bedraagt de overdrachtsprijs € 1.583.958. De man gaat in zijn aangifte IB/PVV over 2018 uit van een verkrijgingsprijs van € 611.640. De Belastingdienst berekent echter het bedrag van de aanslag op basis van een verkrijgingsprijs van € 9.075. Het geschil leidt ook nu tot een beroepsprocedure.
Verkoop van certificaten is binnenlandse kwestie
Rechtbank Den Haag volgt het standpunt van de fiscus. De volledige waardeaangroei van de aandelen boven de verkrijgingsprijs van € 9.075 is op grond van de Nederlandse wet belast. Het belastingverdrag tussen Nederland en België beperkt dit heffingsrecht niet. Daarbij wijst de rechtbank erop dat in de periode waarin de man in België heeft gewoond geen belastbaar feit ten aanzien van de aandelen heeft plaatsgevonden. Bovendien is de man sinds zijn remigratie in 2003 binnenlands belastingplichtige. De verkoop van de aandelen in april 2018 kent dus geen grensoverschrijdend element. Daardoor is geen sprake van spanning met het belastingverdrag. Evenmin is sprake van dubbele heffing noch strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Verdrag: art. 49 VWEU
Wet: art. 4.21 en 4.36 Wet IB 2001
Besluit: art. 16 Uitv besl IB 2001
Bron: Rechtbank Den Haag 7 mei 2024 (gepubliceerd 28 mei 2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:8041, AWB 23/2896
Geef een reactie