Wil een dga zijn vordering op zijn eigen vennootschap afwaarderen omdat de bedrijfswaarde van die vennootschap is gedaald? Dan moet hij eerst aannemelijk maken dat die bedrijfswaarde inderdaad zo laag is als hij stelt. Anders heeft een discussie over de zakelijkheid van de lening immers geen zin.
Twee echtgenoten hadden ieder 50% in de aandelen van een Limited (Ltd.), waarvan zij ook directeur waren. Het echtpaar verstrekte in de jaren 2008 tot en met 2011 gelden aan deze Ltd. In hun aangiften inkomstenbelasting 2011 waardeerden de echtgenoten hun vorderingen op de Ltd. af met 25%. De Belastingdienst gaat daarmee niet akkoord. In tegenstelling tot de fiscus meent Hof Amsterdam dat het hier niet om een schijnlening gaat.
Geen waardedaling bewezen
Het hof komt vervolgens niet toe aan de vraag of de lening zakelijk is. De afwaardering is namelijk gebaseerd op een daling van de bedrijfswaarde van de Ltd. Het echtpaar heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat op 31 december 2011 deze waardedaling al heeft plaatsgevonden. Zo zagen de echtgenoten in 2012 nog voldoende kansen om een investering in vastgoed te rechtvaardigen. En de recessie waarop zij wijzen, vond pas plaats in 2014. Het hof verklaart daarom het hoger beroep van de echtgenoten ongegrond.
Bron: Gerechtshof Amsterdam 7 januari 2020 (gepubliceerd 29 januari 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:8, 18/00622
Geef een reactie