
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland mag heffen over inkomen uit aanmerkelijk belang vanwege een fictieve vervreemding bij emigratie naar België.
Een man heeft een aanmerkelijk belang in zowel een Nederlandse bv als een Belgische nv. De man verhuist in 2018 van Nederland naar België. De inspecteur legt een conserverende aanslag op voor de fictieve vervreemding van de aandelen in de nv. De man betwist dat de Belastingdienst heffingsbevoegd is. Daarom start hij een beroepsprocedure. Maar de inspecteur wijst erop dat de fictieve vervreemding van de aandelen in de nv zich direct voorafgaand aan de emigratie van de man voordoet. De man behaalt dit inkomen dus als binnenlands belastingplichtige. In dat geval beperkt het belastingverdrag met België niet het heffingsrecht van Nederland. Op grond van onder meer het territorialiteitsbeginsel vindt heffing plaats over de waardeaangroei van het aanmerkelijk belang in de periode waarin de man binnenlands belastingplichtig is. Dat is wat de wetgever heeft beoogd, aldus de Belastingdienst
Geen strijd met goede verdragstrouw
De rechtbank is het met de Belastingdienst eens dat het belastingverdrag tussen Nederland en België niet in de weg staat aan de conserverende aanslag. De verdragsbepaling waarop de man zich beroept, voorkomt dubbele belasting, maar staat Nederland toe te heffen over de waardeaangroei vóór emigratie. De Nederlandse regeling is evenmin in strijd met de goede verdragstrouw. Dit is bevestigd in een arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2009 (ECLI:NL:HR:2009:AZ2232). Dit arrest zag wel op een oudere versie van het verdrag, maar de strekking van de relevante verdragsbepalingen zijn hetzelfde gebleven. De rechtbank laat daarom de conserverende aanslag in stand.
Verdrag: art. 13 vierde en vijfde lid Verdrag NL-België
Wet: art. 4.16, eerste lid, onderdeel h Wet IB 2001
Bron: rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 februari 2025 (gepubliceerd 27 februari 2025), ECLI:NL:RBZWB:2025:999, 23/10786
Geef een reactie