Neemt men in de IB-aangifte van het overlijdensjaar van een dga geen fictief vervreemdingsvoordeel op? Dan is dit op te vatten als een verzoek om doorschuiving van de ab-claim op de te vererven aandelen.
Een man heeft als gevolg van het overlijden van zijn moeder in 2011 de helft van de aandelen in een vennootschap geërfd. Dit geërfde aandelenbelang kwalificeert als een aanmerkelijk belang. Tussen de man en de Belastingdienst ontstaat een geschil over de fiscale verkrijgingsprijs van de aandelen. De inspecteur stelt de verkrijgingsprijs van de aandelen op de helft van het geplaatst en gestort kapitaal van de vennootschap. Hij komt daarmee uit op een bedrag van € 36.351. De man meent echter dat de verkrijgingsprijs gelijk is aan de waarde in het economisch verkeer op het moment van verkrijging. In dat geval bedraagt de verkrijgingsprijs € 172.920.
Impliciet verzocht om doorschuiving
De rechtbank constateert dat in de aangifte IB/PVV 2011 van de moeder impliciet is verzocht om doorschuiven van de verkrijgingsprijs. In die aangifte is namelijk geen (fictieve) vervreemding van het aanmerkelijk belang opgegeven. Daardoor is de verkrijgingsprijs van de moeder doorgeschoven naar de man. De rechtbank verwerpt de stelling van de man dat hij en zijn zus gezamenlijk om doorschuiven hadden moeten verzoeken en dat de vennootschap een materiële onderneming moest drijven. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met een verkrijgingsprijs van € 36.351.
Geef een reactie