Weet een bv op het moment van aanvaarden van een meesterspositie in een koopovereenkomst al dat het gekochte goed in waarde is gedaald? Dan handelt de bv in principe onzakelijk.
Een man sluit eind 2010 een overeenkomst om een pand te kopen voor € 585.000. De koopovereenkomst bevat een zogeheten meesterclausule. Dat betekent dat de man naderhand nog een (rechts)persoon kan aanwijzen in wiens naam hij heeft gehandeld. Op 3 december 2013 verkoopt de bv waarvan de man de dga is het pand voor € 450.000 aan een derde. De levering van het pand aan de bv vindt plaats op 2 januari 2014. Nog diezelfde dag levert de bv het pand aan de derde. De bv meent dat zij als gevolg van deze gebeurtenissen het transactieverlies als een buitengewone last kan aftrekken van haar fiscale winst van 2014. De inspecteur staat deze aftrek niet toe. Volgens hem heeft de bv namelijk bij deze transactie puur gehandeld in het belang van haar dga. De bv en de fiscus worden het niet eens en het geschil belandt uiteindelijk voor hof Den Bosch.
Bv heeft pas eind 2013 aanwijzing als meester aanvaard
Het hof constateert eerst dat de bv niet vóór 3 december 2013 de volmacht en daarmee haar aanwijzing als meester onvoorwaardelijk heeft geaccepteerd. Om te beginnen bestaat geen schriftelijke bevestiging van de acceptatie van de volmacht door de bv aan haar dga of aan de verkoper van het pand. Bovendien heeft zij het pand nooit op haar balans geactiveerd en evenmin melding gemaakt van een verplichting om het pand te kopen. Verder heeft een aan de bv gelieerde vennootschap het transactieverlies betaald. Dat wijst erop dat de bv onvoldoende middelen had om het pand te kopen.
Bedoeling om aandeelhouder te bevoordelen
Dat betekent dus dat de bv op het moment van acceptatie van aanwijzing als meester van de koopovereenkomst al wist dat zij het pand alleen tegen een lagere waarde kon verkopen. Door de positie van koper en verkoper in te nemen, heeft de bv aanvaard dat zij een transactieverlies zou lijden. Daarbij is haar enige motivering geweest het bevoordelen van haar dga. Vanwege dit onzakelijke handelen mag de bv het transactieresultaat niet aftrekken van haar fiscale winst.
Wet: art. 3:67, eerste lid BW en art. 10, eerste lid, onderdeel a Wet Vpb 1969
Verdiepingscursus DGA-advisering
In deze opleiding geven vijf ervaren specialisten hun tips en tricks over hoe advieskansen te herkennen en optimaal te benutten. Zij nemen je aan de hand van casuïstiek mee in de praktische begeleiding van de dga op alle relevante adviesthema’s:
- Optimale houdsterstructuur
- Aanmerkelijk belang
- Gebruikelijk loon & sociale verzekeringsplicht
- Lenen van en aan de bv
- Vermogensstructurering
- Huwelijk & echtscheiding
- Pensioen
- Bedrijfsoverdracht
Geef een reactie