
Een vergoeding in aandelen voor het uitlenen van aandelen telt niet als een koopoptie op aandelen voor het regime van het aanmerkelijk belang.
Een man bezit aandelen in een aandelenvennootschap, waarvan het totale aandelenkapitaal bestaat uit 49.793.066 aandelen. Op 20 augustus 2015 leent de man 1,5 miljoen aandelen in de vennootschap uit aan een ander bedrijf voor een jaar. Als vergoeding vraagt de man 1,25 miljoen aandelen in de aandelenvennootschap, te betalen op 20 augustus 2016. Van de uitgeleende aandelen zijn 825.000 van de man zelf, de rest is van familieleden. Op 12 februari 2016 leent de man aanvullend 50.000 aandelen in de vennootschap uit aan het bedrijf tegen een vergoeding van 20.000 aandelen in de vennootschap, met een vervaldatum van 11 maart 2016. Op 20 januari 2016 leent de man € 157.500 aan een zustervennootschap van het bedrijf waaraan hij aandelen heeft uitgeleend. In 2017 gaan de aandeelhouder en de zustervennootschap van het bedrijf failliet. De man ontvangt de uitgeleende en de als vergoeding te ontvangen aandelen niet (terug).
Aandelen waren nooit economisch bezit
In zijn aangifte IB/PVV 2017 heeft de man een verlies uit aanmerkelijk belang (ab) aangegeven. De inspecteur heeft dit verlies niet geaccepteerd en vastgesteld op nihil. Daarop gaat de man in beroep. Rechtbank Gelderland beoordeelt of de man daadwerkelijk een ab heeft. De rechtbank oordeelt dat de uitgeleende aandelen en de rechten op aandelen niet kwalificeren als een ab. De man heeft de als vergoeding te ontvangen aandelen nooit in economisch bezit gehad. De rechten op deze aandelen voldoen evenmin aan de definitie van koopopties. Zo is bijvoorbeeld geen uitoefenprijs overeengekomen. Daarom heeft de inspecteur het verlies uit aanmerkelijk belang terecht op nihil vastgesteld.
Wet: art. 4.6 Wet IB 2001
Bron: rechtbank Gelderland 28 maart 2025 (gepubliceerd 4 april 2025), ECLI:NL:RBGEL:2025:2401, ARN 23/1908
Geef een reactie