Eindigt een dga zijn terbeschikkingstelling van een onroerende zaak aan zijn bv? En wil hij de inbrengwaarde van de onroerende zaak aanpassen? Dan moet hij een goed gespecificeerd taxatierapport overleggen.
Twee broers hebben ieder een aandeel van 50% in een maatschap. Deze maatschap verhuurt sinds 1 juni 2000 een bedrijfsruimte met bijbehorende grond aan een bv. De bv gebruikt deze onroerende zaak voor haar bedrijf. Een van de broers verkoopt op 15 oktober 2015 het aanmerkelijk belang dat hij sinds 1 januari 2001 in de bv had. Deze man heeft voor de jaren vanaf 2001 tot en met 2014 de waarde van de onroerende zaak aangegeven op basis van de historische kostprijs minus afschrijvingslasten. Per 1 januari 2001 is de onroerende zaak getaxeerd op € 1.490.710. Maar in 2015 wil de man met een beroep op de foutenleer de inbrengwaarde stellen op € 2.320.000. Daardoor zou zijn belastbare resultaat uit overige werkzaamheden een stuk lager zijn.
Weinig gewicht aan taxatie die van vrije staat uitgaat
De man motiveert zijn berekening van de inbrengwaarde onder andere door te verwijzen naar een taxatie in 2002. Hierin is de onroerende zaak getaxeerd op € 2.430.000 naar een waarde leeg en vrij van huur. Omdat de onroerende zaak al aan de bv was verhuurd, hecht Rechtbank Noord-Holland weinig gewicht toe aan de taxatie in 2002. De man overlegt ook een taxatie uit 2020. Hierin heeft de taxateur de waarde van de onroerende zaak in verhuurde staat op 1 januari 2001 vastgesteld op een waarde in het economisch verkeer van € 2.320.000. Deze taxatie biedt echter geen inzicht in hoe de taxateur tot de gehanteerde waarde is gekomen. De taxateur heeft wel enige gegevens van referentiepanden verstrekt, maar een nadere vergelijking tussen de onroerende zaak en de referentiepanden achterwege gelaten. De man voldoet daarom niet aan zijn bewijslast. De rechtbank verklaart zijn beroep ongegrond.
Geef een reactie