Ook als iemand niet de juridische, maar wel de economische mede-eigendom van de woning van zijn ex-partner had, kan hij de hypotheekrente aftrekken.
Een man was op 14 augustus 2012 met een vrouw een notarieel samenlevingscontract aangegaan. Zij woonden tot 19 december 2015 samen in een woning, waarvan de vrouw volledig juridisch eigenaar was. In het notarieel samenlevingscontract was haar voornemen opgenomen om de man een aandeel van 38% in de woning te verkopen. De man zou bij de verkrijging van het aandeel in de woning ook een corresponderend deel van de hypotheekrentelasten moeten dragen. De overdracht van een deel van de juridische eigendom heeft echter nooit plaatsgevonden. Wel stonden twee van de drie hypotheken mede op naam van de man. Op 19 december 2015 verliet de man de woning en is het notarieel samenlevingscontract ontbonden. De vrouw heeft in haar aangifte IB/PVV 2015 niet ervoor gekozen het gehele kalenderjaar als partner van de man te worden aangemerkt. In 2017 verkocht zij haar woning, waarbij de man een deel van de restschuld afloste.
Hypotheekrenteaftrek woning waarin ex-partner woont
De man gaf in zijn aangiftes IB/PVV over de jaren 2015 en 2016 inkomen uit eigen woning op. Per saldo ging het om een aftrekpost. Maar de inspecteur weigerde de aftrek van € 2.122 aan financieringskosten over 2015 en het gehele negatieve inkomen uit eigen woning over 2016. De man ging vervolgens in beroep. Hij weet Hof Arnhem-Leeuwarden er niet van te overtuigen dat zijn betaling van € 2.122 in 2015 daadwerkelijk ziet op financieringskosten van de eigen woning. Maar het hof oordeelt ook dat de man over 2016 een negatief inkomen uit eigen woning mag opgeven. Hij kan namelijk gedurende maximaal twee jaren na de relatiebreuk de woning opgeven als eigen woning, omdat zijn ex-partner erin verblijft.
Economische eigendom
Deze bepaling werkt alleen als de woning voor hem tevens een eigen woning is geweest. Dat is hier ook het geval, hoewel de man nooit juridisch eigenaar van de woning was. Omdat hij mede de lasten van de woning droeg, had hij wel de economische eigendom van een deel van de woning. Ook uit verklaringen van de ex-partner van de man valt te halen dat hij economisch mede-eigenaar was. Het hof verklaart het hoger beroep van de man daarom gegrond.
Wet: art. 3.111, eerste en vierde lid Wet IB 2001
Geef een reactie