Mr. Hans de Haan geeft een precommentaar op een arrest van de Hoge Raad met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek bij overlijden. Wie deze rente voor het hele jaar vooruitbetaalt en (kort) daarna overlijdt, heeft recht op aftrek van dit hele vooruitbetaalde bedrag. Uiteraard zijn het dan zijn erfgenamen die het bedrag in de laatste aangifte opgeven.
Een vrouw overleed op 4 januari 2014. Op die dag betaalde zij de over het jaar 2014 verschuldigde rente geheel vooruit. Bij het invullen van haar aangifte inkomstenbelasting krijgen haar erfgenamen te maken met de vraag of de vooruitbetaalde rente aftrekbaar is. Zowel de Belastingdienst als Hof Den Bosch (NTFR 2020/216) meent dat de rente die is vooruitbetaald voor de periode vanaf 5 januari 2014 niet aftrekbaar is als eigenwoningrente. De schuld is vanaf die datum immers geen eigenwoningschuld meer. Wanneer de erfgenamen in cassatie gaan, sluit Advocaat-generaal (A-G) Niessen aan bij de redenering van het hof. Zie: ‘Vooruitbetaalde hypotheekrente na overlijden niet aftrekbaar’.
In één keer in aanmerking nemen
Ook de Hoge Raad volgt in beginsel de redenering van het hof, maar neemt de conclusie van de A-G niet over. De Hoge Raad ziet in de wettekst aanleiding om toch aftrek toe te staan. De wet bepaalt immers dat men de buiten aanmerking gebleven rente in het jaar van overlijden onder een bepaalde omstandigheid in één bedrag in aanmerking moet nemen. Deze situatie doet zich voor als de woning en schuld tot het moment van overlijden een eigen woning en eigenwoningschuld vormden. Dit is in deze zaak ook het geval.
Commentaar mr. Hans de Haan
Taxence vroeg mr. Hans de Haan, verbonden aan RED Tax Specialists BV te ’s-Hertogenbosch, om een reactie op dit arrest.
De Hoge Raad oordeelde dat puur op basis van de tekst en de systematiek van de Wet IB 2001 de inspecteur een punt had, maar constateerde daarnaast dat diezelfde wet dan toch wel een merkwaardig verschil maakte naar de mate van de periode waarop de vooruitbetaling betrekking had. Stel dat een belastingplichtige in december 2014 de hypotheekrente vooruitbetaalt over 2015 en 2016. In artikel 3.120, vierde lid, Wet IB 2001 is dan geregeld dat hij in 2014 de rente over de eerste zes maanden van 2015 mag aftrekken. In 2015 mag hij de rente over de tweede zes maanden van dat jaar, en in 2016 de rente over de twaalf maanden van 2016 aftrekken. Maar wat nu als deze belastingplichtige in september 2015 overlijdt? Voor dat geval regelt hetzelfde artikelonderdeel dat dan in 2015 alle vooruitbetaalde rente die nog niet in aanmerking is genomen mag worden afgetrokken. De Hoge Raad kon zich niet voorstellen dat de wetgever werkelijk bedoeld had de situatie van de vrouw zoveel slechter te behandelen dan de situatie van de belastingplichtige uit het voorbeeld. Ook voor die belastingplichtige geldt immers dat de woning na zijn overlijden geen eigen woning meer is en dus de schuld geen eigenwoningschuld meer. Daarom besliste de Hoge Raad dat een redelijke wetstoepassing meebracht dat ook de vrouw het hele vooruitbetaalde bedrag in 2014 in aftrek mocht brengen.
Algemene regel
De Hoge Raad formuleert nog een algemene regel. Deze regel houdt in dat vooruitbetaalde rente, die nog niet eerder in aftrek is gebracht, voor dat deel mag worden afgetrokken in het jaar van overlijden. Daarbij geldt als voorwaarde dat op het moment van vooruitbetaling sprake was van een eigen woning en een eigenwoningschuld.
Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van mr. Hans de Haan in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Wet: art. 3.120, eerste derde en vierde lid en 3.147 Wet IB 2001
Bron: Hoge Raad 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:126, 19/04782
Geef een reactie