Erflaatster betaalt enkele dagen voor haar overlijden de rente van haar eigenwoninglening voor het gehele jaar. Volgens het hof is die rente niet aftrekbaar. Niet het moment van betaling van de rente is beslissend voor de kwalificatie eigenwoningrente, maar de aard van de lening. Na het overlijden van erflaatster is de lening geen kwalificerende eigenwoninglening meer.
Op 9 maart 2012 verkreeg een vrouw een woning en daarvoor sloot zij een hypothecaire lening af. In 2014 overleed zij. In de overlijdensaangifte namen de erfgenamen in de rubriek ‘Eigen woning’ de rente op die betrekking had op het volledige jaar. De inspecteur is van mening dat de rente niet aftrekbaar is. Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2018:4992) stelt de inspecteur in het ongelijk.
Temporiseringsregels
In hoger beroep oordeelt Hof Den Bosch dat het moment van betalen van de rente niet beslissend is voor de kwalificatie van die rente als eigenwoningrente. Rente die betrekking heeft op schulden die vanaf een bepaald moment in een jaar geen eigenwoningschulden zijn, kan niet als eigenwoningrente in aftrek worden gebracht. Ook ziet het hof in de regelingen in artikel 3.120 derde en vierde lid Wet IB 2001 geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Voornoemde bepalingen zijn temporiseringsregels waaraan pas wordt toegekomen nadat is bepaald of rente kwalificeert als eigenwoningrente en dus aftrekbaar is. Het derde en vierde lid van artikel 3.120 Wet IB 2001 voorkomen ongewenste gevolgen van het kasstelsel, zonder dat deze leden het regime voor aftrekbare eigenwoningrente uitbreidt. De slotzin van het vierde lid van artikel 3.120 Wet IB 2001 kan niet zo worden uitgelegd dat de wetgever daarmee in overlijdensgevallen het recht op renteaftrek heeft aanvaard, ongeacht de vraag of na het overlijdensmoment nog aan de wettelijke voorwaarden voor dat recht is voldaan.
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 september 2019 (gepubliceerd 21 november 2019), ECLI:NL:GHSHE:2019:3540
Geef een reactie