Rechtbank Noord-Holland geeft uitleg over het moment waarop de aanslagtermijn begint als geen aangifte schenkbelasting is gedaan. Die termijn hoeft volgens de rechtbank niet per definitie te beginnen bij het eerste overlijden.
Een vrouw krijgt in 2006 van haar echtgenoot een bedrag van € 4 miljoen geschonken. In het jaar daarop overlijdt haar echtgenoot. De vrouw laat twaalf jaar later de Belastingdienst weten dat zij in het verleden heeft beschikt over buitenlands vermogen. Op 21 augustus 2019 bevestigt zij in het kader van de inkeerregeling dat de schenking heeft plaatsgevonden. De Belastingdienst reikt de vrouw op 14 januari 2020 een aangifteformulier schenkbelasting uit. Drie dagen later stuurt de vrouw dit aangifteformulier oningevuld en zonder handtekening terug. Daarop legt de inspecteur haar in 2021 een ambtshalve aanslag op voor een verkrijging van € 4 miljoen. Dat levert een bedrag van ruim € 1 miljoen aan te betalen schenkbelasting op. De vrouw gaat in beroep tegen de aanslag. Zij stelt voor de rechtbank onder andere dat de bevoegdheid van de Belastingdienst om een aanslag vast te stellen is vervallen.
Gaat aanslagtermijn in bij eerste overlijden?
De rechtbank haalt de wet erbij en kijkt wanneer de bevoegdheid om een aanslag schenkbelasting op te leggen komt te vervallen. Als de begunstigde geen aangifte doet, vervalt deze bevoegdheid na drie jaren na de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de schenker of van de begiftigde in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw leest deze bepaling zo dat men moet aansluiten bij het eerste overlijden dat plaatsvindt.
Achtergrond aansluiting op overlijden
Maar de rechtbank meent dat de bevoegdheid van de fiscus om een aanslag op te leggen niet automatisch vervalt als de fiscus geen aanslag oplegt naar aanleiding van het eerste overlijden. Het aansluiten op het overlijden van de schenker of begunstigde heeft namelijk de volgende achtergrond. Als geen aangifte schenkbelasting is gedaan, zal de inspecteur niet weten dat de schenking heeft plaatsgevonden. Door de aanslagtermijn te laten ingaan bij het overlijden van de schenker of de begunstigde, krijgt de inspecteur een heffingsmogelijkheid als hij alsnog achter het bestaan van de schenking komt. Daarbij is het moment waarop de Belastingdienst achter het bestaan van de schenking komt bepalend. Bij deze achtergrond past het laten ingaan van de aanslagtermijn bij het tweede overlijden als de fiscus dan pas hoort van de schenking.
Belastingdienst wist niet eerder van schenking
In deze zaak is in 2006 geen aangifte gedaan van de schenking. Dat de inspecteur bij het overlijden van de echtgenoot al achter het bestaan de schenking is gekomen, is niet gebleken. Hij is ook niet op andere wijze vóór 2018 op de hoogte gebracht van de schenking. Daarom ziet de rechtbank geen reden om aan te sluiten bij het overlijden van de schenker. Omdat de vrouw nog in leven is, is de aanslagtermijn nog niet in werking getreden, laat staan verstreken. De aanslag is daarom tijdig opgelegd.
Wet: art. 11 en 67n AWR en art. 66 SW
Basiscursus Estate Planning
n deze basiscursus worden alle relevante aspecten van de estate planning (schenking, huwelijkse voorwaarden, testament, internationaal, levensverzekeringen) vanuit zowel een civielrechtelijk als fiscaal perspectief behandeld. De cursus biedt de mogelijkheid om kennis te maken met het ‘denken’ als estate planner, en is een uitstekende voorbereiding op de Specialisatieopleiding Estate planning.
Geef een reactie