Drie arresten van de Hoge Raad maken duidelijk dat zelfs redelijk arbeidsintensieve vastgoedexploitatie niet snel een onderneming is voor de bedrijfsopvolgingsregeling.
Een echtpaar hield alle aandelen in een bv. De activiteiten van de bv bestonden uit de verhuur van ongeveer 1.100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. De echtgenoten en hun twee dochters waren allemaal in loondienst bij de bv. Daarbij ging het om arbeidstijden die varieerden van tien tot dertig uur per week. Op 26 juli 2016 schonk de man aan zijn twee dochters ieder tien C-aandelen in de bv. De dochters deden in hun aangiftes schenkbelasting een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De inspecteur meende dat de vastgoedverhuur van de bv geen materiële onderneming vormt en accepteert daarom geen toepassing van de BOR. De fiscus wees eveneens het verzoek van de bv af om de geruisloze terugkeer toe te passen.
Behaalde rendementsverbetering
De dochters en de bv begonnen een beroepsprocedure. De zaak kwam uiteindelijk voor de Hoge Raad. De bv wijst erop dat zij regelmatig garageboxen koopt. Vervolgens verhuurt zij deze garageboxen, eventueel na het uitvoeren van renovatie- en revitalisatiewerkzaamheden, voor een substantieel hogere prijs dan de vorige eigenaar/verhuurder. De werkzaamheden en de daarmee gemoeide arbeid hebben dus echt geleid tot een rendementsverbetering. Deze rendementsverbetering is daarmee niet het gevolg van autonome marktwerking. De bv en de dochters menen dat onder zulke omstandigheden geen sprake kan zijn van normaal vermogensbeheer.
Beoordeel alle activiteiten bv
De Advocaat-generaal adviseerde de Hoge Raad om de cassatieberoepen van de dochters en de bv ongegrond te verklaren. Zie ook: ‘Veel tijd besteed aan vastgoedbeheer, maar geen BOR’. De Hoge Raad heeft dit advies opgevolgd. Hij gaat kort in op het regelmatig aankopen en eventueel na een opknapbeurt voor een hogere prijs verhuren van garageboxen. Zulke activiteiten tellen mee bij het vaststellen of de werkzaamheden naar aard en omvang onmiskenbaar het doel hebben om meer voordeel te behalen dan het rendement bij normaal vermogensbeheer. Maar bij die beoordeling moeten ook alle werkzaamheden van de bv worden betrokken. Het gaat dus niet om een afzonderlijke beoordeling van specifieke activiteiten. Het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden (zie NTFR 2020/1508) dat de werkzaamheden van de bv binnen normaal vermogensbeheer blijven, is van feitelijke aard. De Hoge Raad kan dat oordeel in cassatie niet op juistheid toetsen.
Wet: art. 3.2 Wet IB 2001 en art. 35b en 35c SW
Bron: Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1321, 20/01706, Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1328, 20/01707 en Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1333, 20/01709
Online cursus bezits- en voortzettingseis (BOR)
Op 29 mei 2020 heeft de Hoge Raad drie belangrijke arresten gewezen voor de bedrijfsopvolgingspraktijk. In deze arresten maakt de Hoge Raad korte metten met het standpunt van de staatsecretaris dat de bezitseis van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet ook van toepassing is op de uitbreiding van een onderneming. Tijdens deze online cursus zoomt mr. Almer de Beer in op de impact van deze arresten. Daarnaast gaat hij ook in op de voortzettingseis.
Geef een reactie