Een algemeen nut beogende instelling mag niet te veel geld oppotten. Als zij al geld reserveert, moet de beoogde bestemming duidelijk zijn.
De status van algemeen nut beogende instelling (ANBI) is van belang voor verschillende belastingen. Zo behoren ANBI’s tot de beperkte categorie van organisaties waaraan giften aftrekbaar zijn in de inkomsten- en vennootschapsbelasting. Daarnaast hoeven ANBI’s in principe geen schenkbelasting te betalen over ontvangen donaties.
Definitie ANBI
Als een privaatrechtelijke instelling is gevestigd in Nederland, een andere EU-lidstaat of een aangewezen staat, moet zij voldoen aan de volgende voorwaarden om te kwalificeren als een ANBI:
- zij is geen lichaam zijn waarin men kan participeren via aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid en dergelijke;
- zij is voor minstens 90% gericht op het algemeen nut. Bij algemeen nut valt onder meer te denken aan welzijn, cultuur, wetenschappelijk onderzoek en natuurbescherming;
- zij maakt haar gegevens via internet op elektronische wijze openbaar;
- de inspecteur merkt de instelling aan als ANBI. Onder bepaalde omstandigheden kan hij trouwens de ANBI-status weer intrekken;
- zij voldoet aan nadere voorwaarden die bij ministeriële regeling zijn vastgesteld.
Als een instelling in een staat is gevestigd die geen EU-lidstaat of aangewezen staat is, kan de minister van Financiën voorwaarden stellen aan de ANBI-status.
Aanvullende voorwaarden
Bij ministeriële regeling zijn de volgende aanvullende voorwaarden vastgesteld:
- de instelling heeft niet de bedoeling met het totaal van haar algemeen nuttige activiteiten winst te behalen. Het ontbreken van een winstoogmerk moet blijken uit zowel de regelgeving als de feitelijke werkzaamheden van de instelling;
- de bestuursleden van de instelling mogen geen andere beloning ontvangen voor hun werkzaamheden dan een onkostenvergoeding en een niet-bovenmatig vacatiegeld;
- de instelling heeft een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de werkzaamheden die zij moet verrichten om haar doelstelling te realiseren. Het beleidsplan moet ook inzicht geven in de wijze van inkomstenwerving en het beheer en de besteding van het vermogen van de instelling;
Anti-oppoteis
Op grond van de anti-oppoteis mag een ANBI niet meer vermogen aanhouden dan zij in redelijkheid nodig heeft om haar (te verwachten) werkzaamheden voort te zetten en zo haar doelstelling te behalen. Tot dit aan te houden vermogen behoort:
- vermogen dat of vermogensbestanddelen die de ANBI heeft verkregen krachtens uiterste wilsbeschikking of schenking. Het gaat daarbij om vermogensbestanddelen die de instelling in stand moet houden als gevolg van de voorwaarden die zijn verbonden aan de wilsbeschikking of schenking;
- vermogensbestanddelen voor zover de instandhouding daarvan voortvloeit uit de doelstelling van die instelling; en
- activa en vermogensbestanddelen die de instelling aanhoudt om bepaalde activa te kunnen aanschaffen. Het moet daarbij gaan om activa die de instelling in redelijkheid nodig heeft om haar doelstelling te realiseren.
De ANBI vermeldt in haar financiële administratie het doel waarvoor zij haar vermogen aanhoudt en motiveert de omvang van haar vermogen.
Fatale overige reserve
In een zaak voor Hof Amsterdam had een stichting als doel het verschaffen van medische hulp, de zorg voor gehandicapten en weeskinderen weduwenbegeleiding in derdewereldlanden. De stichting had in de jaren 2012 en 2013 een overige reserve opgebouwd. Deze reserve miste echter een concreet doel. Daardoor voldeed de stichting niet aan de anti-oppoteis. Dit kostte haar de ANBI-status.
Publiekrechtelijke lichamen
Overheidsinstellingen tellen in dit verband in beginsel ook als ANBI’s. Op 28 juni 2018 is overigens een motie (Kamerstuk 34785, nr. 95) ingediend om de ANBI-status niet zomaar toe te kennen aan overheidsinstellingen van buiten de EU. Deze motie dient om bijvoorbeeld Noord-Koreaanse gevangenissen of het nucleaire programma van Iran uit te sluiten van de ANBI-status. Deze motie is aangenomen.
Wet: art. 6.33, onderdeel b, 6.34 en 6.35 Wet IB 2001, art. 16 Wet Vpb 1969, art. 33, onderdeel 4° SW 1956, art. 3, onderdeel m en 5b AWR
Regeling: art. 1a en 1b Uitv.reg AWR 1994
Geef een reactie