Mr. Janne Breman geeft zijn commentaar op een arrest waarin de Hoge Raad oordeelt dat schenkingen, gedaan bij vijf afzonderlijke notariële akten, samen niet één periodieke uitkering vormen voor de schenkbelasting.
Bij vijf afzonderlijke notariële akten van schenking hebben een man en zijn ouders een overeenkomst van schenking gesloten. De ouders erkennen in elke overeenkomst € 10.000 schuldig aan de man, die de schuldigerkenning aanvaardt. Deze schenking is onmiddellijk en zonder ingebrekestelling opeisbaar bij (onder meer) het overlijden van de langstlevende schenker. Er is geen rente verschuldigd. In elk van de aktes is een herroepingsrecht opgenomen en een recht tot vervroegde aflossing. De inspecteur heeft aan de zoon een aanslag schenkbelasting opgelegd. Anders dan de inspecteur, heeft Hof Den Bosch geoordeeld dat de schenkingen geen periodieke uitkering voor de schenkbelasting vormen. Er zijn volgens het hof vijf afzonderlijke schenkingen gedaan. Daarvan hebben vier plaatsgevonden onder een opschortende voorwaarde van in leven zijn van de langstlevende ouder. Zie NTFR 2021/2949 en ‘Losse schenkingen door opschortende voorwaarden’.
Civielrechtelijke vorm heeft betekenis
Vervolgens gaat de staatssecretaris van Financiën in cassatie. Advocaat-generaal IJzerman concludeert tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep. Zie ook NTFR 2022/3483 en ‘A-G: vijf schenkingen vormen niet één stamrecht’. En dat is wat de Hoge Raad ook doet. De Hoge Raad stelt dat het hof heeft geoordeeld dat betekenis valt toe te kennen aan de civielrechtelijke vorm van de schenkingen. In deze zaak doet zich niet het geval voor waarin zelfstandige kwalificatie geboden is ter vermijding van onaanvaardbare gevolgen voor de belastingheffing. Dit hofoordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd, aldus de Hoge Raad.
Precommentaar mr. Janne Breman
Taxence vroeg mr. Janne Breman, senior gerechtsjurist bij het Gerechtshof Amsterdam, om een precommentaar.
Bij een schenking onder opschortende voorwaarde (art. 1 lid 9 SW) wordt voor het heffingsmoment afgeweken van de hoofdregel, en wordt voor de heffing aangesloten bij het moment dat de voorwaarde wordt vervuld. De staatssecretaris voerde als grond aan dat art. 18 lid 2 SW (periodieke uitkering) voorgaat op art. 1 lid 9 SW. Die grond is in deze zaak door de Hoge Raad verworpen.
Duidelijkheid!
Met het arrest geeft de Hoge Raad duidelijkheid over schenken onder een opschortende voorwaarde, de repeterende schenking en geeft betekenis aan de civielrechtelijke vorm van de schenking. In deze zaak is volgens de Hoge Raad geen sprake van een periodieke uitkering, maar van schenkingen onder opschortende voorwaarde.
Wet: art. 1, negende lid en 18, tweede lid SW
Bron: Hoge Raad 16 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1785, 21/03794
Geef een reactie