Had de erflater effecten en bankrekeningen al bestemd voor investeringen, die zijn erfgenaam heeft uitgevoerd? Dan vormen deze effecten en bankrekeningen ondernemingsvermogen voor de bedrijfsopvolgingsregeling.
Een vrouw heeft tot haar overlijden een akkerbouwbedrijf in de vorm van een eenmanszaak geëxploiteerd. Het akkerbouwbedrijf hanteert een gebroken boekjaar dat loopt van 1 mei tot en met 30 april. De vrouw heeft haar zus aangewezen als haar enig erfgename. De zus aanvaardt de erfenis zuiver. Vervolgens is de vraag op welk deel van het geërfde vermogen de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) van toepassing is. Daarbij gaat het specifiek om effecten en bankrekeningen. Volgens de inspecteur zijn deze activa tot een bedrag van € 1.015.953 duurzaam overtollig en dus geen ondernemingsvermogen. Hij stelt dat deze effecten en bankrekeningen op het moment van de erfrechtelijke verkrijging geen enkel ondernemingsdoel hebben gediend. Maar de zus stelt dat dit bedrag wel ondernemingsvermogen vormt. De erflaatster had dit vermogen bestemd voor investeringen in de onderneming. De zus heeft deze investeringen ook daadwerkelijk gedaan.
Erflaatster had financiële activa al geheretiketteerd
De zus weet haar stellingen voor rechtbank Noord-Nederland aannemelijk te maken. Zo overlegt zij overeenkomsten die de erflaatster met haar buren heeft gesloten. Ook heeft de erflaatster de desbetreffende financiële activa al geheretiketteerd. Dat de zus deze heretikettering na het overlijden van de erflaatster heeft verwerkt in de jaarrekening en aangiftes, vloeit voort uit het handelen van de erflaatster. Als zij niet onverhoopt was overleden, had de heretikettering toch plaatsgevonden. Door de plannen van de erflaatster uit te voeren, heeft de zus de onderneming voortgezet. Bij die voortzetting hoort ook de heretikettering van de financiële vaste activa. Deze financiële vaste activa behoren daarom tot het ondernemingsvermogen.
Wet: art. 3.2 Wet IB 2001 en art. 35b en 35c SW
Geef een reactie