Mr. Geert de Jong geeft in het Vakblad Estate Planning een overzicht van de ontwikkelingen in box 3. Ook wijst hij in dat kader op enkele mogelijkheden op het gebied van estate planning.
De Jong begint met een korte beschrijving van de ontwikkelingen in box 3. Van 2001 tot en met 2016 kende box 3 één forfaitair rendement, namelijk 4% en een belastingtarief van 30%. Naarmate de werkelijke rendementen op het vermogen in box 3 daalden, nam de weerstand tegen het forfaitair rendement toe. In 2017 voerde de wetgever daarom twee vermogenscategorieën in met een laag respectievelijk hoog forfaitair rendement. Maar de verdeling van het box 3-vermogen over deze vermogenscategorieën was ook forfaitair. De Hoge Raad heeft in het zogeheten Kerstarrest geoordeeld dat het box 3-stelsel in strijd is met het Europese eigendomsrecht en het discriminatieverbod. Zie NTFR 2022/37 en ‘Hoge Raad vervangt vermogensmix door werkelijk rendement’. In dit arrest heeft de Hoge Raad ook direct rechtsherstel verleend. Dit deed de Hoge Raad door te bepalen dat voor de desbetreffende jaren (2017 en 2018) alleen het werkelijk rendement was belast.
Spaarvariant
Naar aanleiding van het Kerstarrest is de wetgever begonnen met het opstellen van reparatiewetgeving in de vorm van de Wet rechtsherstel box 3. Deze wet werkt voor de jaren 2017 tot en met 2022. Bij het opstellen van de Wet rechtsherstel box 3 heeft de staatssecretaris van Financiën gekozen voor de spaarvariant. Op basis van deze variant wordt qua hoogte van het forfaitaire rendement onderscheid gemaakt tussen drie vermogenscategorieën. Deze categorieën zijn bank- en spaartegoeden, overige bezittingen en schulden. De verdeling over deze categorieën komt overeen met de werkelijke verdeling. Deze systematiek is via de Overbruggingswet box 3 ook vastgelegd in de huidige Wet inkomstenbelasting 2001. Verder is het tarief van box 3 inmiddels verhoogd naar 36%.
Onvoldoende rechtsherstel
Vervolgens verwijst De Jong naar de conclusie van Advocaat-generaal Wattel op 1 september 2023. Zie NTFR 2023/1857 en ‘A-G: Te hoog forfaitair rendement overige beleggingen‘. Deze conclusie is volgens De Jong een belangrijk signaal dat de Wet rechtsherstel box 3 mogelijk niet voldoet en belastingplichtigen onvoldoende rechtsbescherming biedt.
Heffing op basis van werkelijk rendement box 3
De staatssecretaris is ondertussen druk bezig met het opzetten van een heel nieuw box 3-stelsel. Dit stelsel heeft als uitgangspunt dat heffing plaatsvindt op basis van werkelijk rendement. Heffing gaat plaatsvinden over werkelijk rendement minus daarmee samenhangende kosten.
In beginsel is sprake van een vermogensaanwasbelasting, waarbij de daadwerkelijke realisatie van de waardeverandering niet relevant is. Deze hoofdregel kent enkele uitzonderingen zoals onroerende zaken en (kleine) aandelenbelangen in familiebedrijven. Voor bank- en spaartegoeden geldt enkel het directe rendement. Qua ingangsdatum van deze wet wordt gemikt op 1 januari 2027.
Attentiepunten
De praktijk van de estate planning kent diverse wijzen van vermogensoverheveling waarbij box 3 mede een rol speelt. De Jong wijst daarbij op de volgende punten van aandacht:
- De schuld-vorderingverhoudingen tussen ouders en kinderen en tussen partners zijn met tot 1 januari 2023 terugwerkende kracht gedefiscaliseerd.
- Met ingang van 2023 moet men de waarde van het erfdeel splitsen in de diverse vermogenscategorieën. Dat geeft een onredelijke uitkomst, aldus De Jong.
- Onderbedelingsvorderingen van kinderen op een langstlevende ouder zijn gedefiscaliseerd, maar dat betekent niet per definitie dat de betrokken in totaal minder belasting betalen.
- Zit tussen het openvallen van de nalatenschap en de juridische effectuering van het vruchtgebruik een peildatum voor box 3? Dan is op grond van een goedkeuring defiscalisering toegestaan mits het vruchtgebruik juridisch is gevestigd binnen twee jaar na het overlijden.
- De introductie van de forfaitaire spaarvariant heeft de schenking onder schuldigerkenning minder interessant gemaakt. Met de beoogde invoering van een nieuw systeem op basis van het werkelijk rendement per 2027 ontstaat weer evenwicht tussen de belastingheffing van de schenker.
- Legaten zijn doorgaans opeisbaar bij overlijden van de (langstlevende) grootouder. Voor box 3 is een vordering van een kleinkind op diens grootouder niet gedefiscaliseerd.
Planningsmogelijkheden
De Jong behandelt ook enkele planningsmogelijkheden. Zo wijst hij erop dat het voor belastingplichtigen interessant kan zijn om voorafgaand aan de peildatum overige bezittingen om te zetten in een banktegoed. Zo is een forfaitair rendement te reduceren van 6,04% tot 1,03% (cijfers 2024). Na de peildatum koopt de belastingplichtige de hoger renderende overige bezittingen weer met de banktegoeden aan. Een andere mogelijkheid die misschien interessant is, is het overhevelen van laagrenderende beleggingen naar bv. Ook het terugdraaien van een eerdere agiostorting kan fiscaal voordelig zijn. Maar zo’n terugbetaling van gestort aandelenkapitaal moet wel plaatsvinden via tussenkomst van een notaris.
Wet: art. 2.13 en 5.2 Wet IB 2001
Nieuwsgierig naar het hele artikel in Vakblad Estate Planning en nog geen abonnee? Neem nu een voordelig kennismakingsabonnement
Geef een reactie