In zijn brief aan de Tweede Kamer maakt de staatssecretaris van Financiën de uitkomsten bekend van een vervolgonderzoek naar de bedrijfsopvolgingsregeling. Hij stelt onder andere voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit te sluiten voor personen jonger dan 21 jaar.
Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota acht maatregelen in de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuivingsregeling voor het aanmerkelijk belang, afgekort als BOR respectievelijk DSR ab, voorgesteld. Deze maatregelen zijn:
- een aanpassing van de vrijstelling in de BOR, zodat vanaf 2025 100% van de goingconcernwaarde tot € 1,5 miljoen wordt vrijgesteld, en 70% van het meerdere;
- het afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge voor de BOR en DSR ab;
- bedrijfsmiddelen die zowel voor andere dan de bedrijfsdoeleinden van de onderneming als zakelijk worden gebruikt (zoals privédoeleinden), kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt;
- een beperking van de toegang tot de BOR en DSR ab tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal;
- de dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt;
- de BOR en DSR ab kunnen bij schenking slechts worden toegepast als de verkrijger minimaal 21 jaar is;
- een versoepeling van de bezits-en voortzettingseis in de BOR; en
- het aanpakken van constructies in de BOR (rollator-investeringen en dubbel-BOR).
Onderzoeksvragen
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord aangegeven dat het eenvoudiger en eerlijker maken van (reële) bedrijfsopvolging en het tegengaan van oneigenlijk gebruik de continuïteit van familiebedrijven ondersteunt. Het kabinet vindt het belangrijk dat knelpunten in de BOR en DSR ab zowel van de zijde van ondernemers als van de zijde van de Belastingdienst worden geadresseerd. Ook wil het kabinet oneigenlijk gebruik van de regelingen beperken. Met het oog hierop zijn in de kabinetsreactie op de evaluatie de volgende tien onderzoeksvragen geformuleerd:
- Hoe valt een beter onderscheid te maken tussen ondernemings- en beleggingsvermogen voor de BOR en DSR ab (naast het wettelijk aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab)?
- Kan de wetgever de toegang tot de DSR ab en BOR beperken tot reguliere aandelen waarmee men daadwerkelijk ondernemingsrisico loopt? Bijvoorbeeld reguliere aandelen met een stemrecht? En hoe zijn deze aandelen te definiëren?
- Is het wenselijk om de dienstbetrekkingseis in de DSR ab te laten vervallen dan wel anders vorm te geven?
- Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR zodanig aan te passen dat deze positiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen (wijziging ondernemingsactiviteiten), waarbij alleen reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking komen?
- Is het mogelijk om toepassing van de DSR ab en BOR te beperken tot een eenmalige toepassing, zodat meermaals gebruikmaken voor dezelfde onderneming tussen dezelfde personen niet mogelijk is?
- Kan het kabinet navolging geven aan de aanbevelingen die het CPB doet om het gebruik van de doorschuifregelingen beter te registeren en in aangiftes op te nemen?
- Welke beleidsopties die het CPB geeft voor een doelmatiger regeling zijn wenselijk?
- Welke knelpunten in de uitvoering die de Belastingdienst heeft gesignaleerd, zijn te verhelpen?
- Welke knelpunten in de uitvoering die ondernemers signaleren, kunnen verholpen worden?
- Wat is de verdeling van ondernemings- en beleggingsvermogen in de BOR?
Vervolgonderzoek
Uit het vervolgonderzoek blijkt dat de BOR en DSR ab meer robuust en meer eenvoudig zijn te maken voor zowel de ondernemer als de Belastingdienst. Daarbij zijn er ook mogelijkheden om misbruik dan wel oneigenlijk gebruik van de regelingen te verminderen. De staatssecretaris geeft in zijn brief steeds een antwoord op elke onderzoeksvraag. Vervolgens beschrijft hij welke maatregel het kabinet daarbij voorstelt.
Wet: art. 4.17a en 4.17c Wet IB 2001 en art. 35b en 35c SW
Bron: Ministerie van Financiën 29 juni 2023, 2023-0000145249
Geef een reactie