Soms betaalt een dga zijn lijfrentepremie via een zogenoemd kasrondje. Hij leent dan eerst het bedrag bij de bank en betaalt daarna de premie aan de verzekeraar. Vervolgens leent hij geld van zijn bv om de bankschuld af te lossen. Advocaat-generaal Niessen concludeert dat een betaling van een lijfrentepremie via een kasrondje economisch gezien geen betaling is. Daardoor is de premie niet fiscaal aftrekbaar.
Verschil burgerlijk en fiscaal recht
Voor de Hoge Raad is de vraag opgekomen of een via een kasrondje betaalde lijfrentepremie ook aftrekbaar is. In deze zaak had een vennoot van een cv een bv opgericht. In deze bv bracht hij zijn onderneming in met uitzondering van de onroerende zaken. De vennoot behaalde met deze inbreng een stakingswinst en zijn OR viel vrij. Daartegenover zette hij een premie voor een lijfrente die hij bedong bij zijn nieuwe bv. De man betaalde deze premie ook met van de bank geleend geld. Vervolgens ging hij een lening aan met zijn bv om de bankschuld weer af te lossen. Hoewel dit allemaal in de ogen van Hof Amsterdam conform het burgerlijk recht had plaatsgevonden, is het fiscaal volgen van deze route volgens het hof onaanvaardbaar. Zie ook: ‘Geen lijfrentepremieaftrek bij latere teruglening premie’ en NTFR 2020/1937.
Economisch geen betaling
De vennoot en enkele anderen die in hetzelfde schuitje zaten, gingen in cassatie. Zij klaagden dat de toepassing van het leerstuk van ‘zelfstandige fiscale kwalificatie’ door het hof een verrassingsbeslissing was. Advocaat-generaal (A-G) Niessen vindt deze klacht niet gegrond: het hof heeft zich uitgesproken over het geschilpunt en mocht daarbij rechtsgronden aanvullen. Bovendien concludeert de A-G dat het premiebedrag, economisch gezien, het vermogen van de vennoot niet heeft verlaten. Hij meent daarom dat de lijfrentepremie hier fiscaal gezien niet aftrekbaar is.
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Om de conclusie van de A-G beter te begrijpen, is het handig om de achtergrond van de lijfrentepremieaftrek te behandelen. De volgende premies en bijdragen zijn aftrekbaar van het inkomen in box 1:
- premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort;
- premies voor lijfrenten waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide kind of kleinkind. Deze termijnen mogen uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigde;
- premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval. Deze uitkeringen moeten toekomen aan de belastingplichtige; en
- bijdragen op grond van de Algemene nabestaandenwet.
Jaarruimte
Lijfrentepremies zijn niet onbeperkt aftrekbaar. De lijfrentepremies ter aanvulling van een pensioentekort zijn normaal gesproken alleen tot de zogeheten jaarruimte aftrekbaar. De jaarruimte is voor 2020 te berekenen met de formule: 0,133PG -/- 6,27A -/- NPP/0,505 -/- F. Daarbij staat:
- PG voor pensioengrondslag. De pensioengrondslag is de som van het arbeidsinkomen en de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen van het voorafgaande kalenderjaar. Het arbeidsinkomen bestaat uit de winst uit onderneming exclusief mutaties in de oudedagsreserve (OR) en de ondernemersaftrek, het loon uit dienstbetrekking en het resultaat uit overige werkzaamheden. De eerdergenoemde som van arbeidsinkomen en belastbare uitkeringen en verstrekkingen bedraagt maximaal € 110.111. Men dient vervolgens de PG te verminderen met een AOW-franchise van € 12.472;
- A voor de in aanmerking te nemen pensioenaangroei;
- NPP voor premies die zijn gestort in een netto pensioen in box 3; en
- F voor de dotaties aan de OR.
Reserveringsruimte
Voor zover iemand in de zeven voorafgaande jaren nog niet zijn jaarruimte heeft benut, kan hij deze onbenutte ruimte alsnog claimen via de reserveringsruimte. Deze reserveringsruimte bedraagt voor 2020 echter maximaal het laagste van onderstaande bedragen:
- 17% van de premiegrondslag (PG) van het jaar van aftrek;
- € 7.371. Voor de belastingplichtige die die is geboren vóór 1 september 1963, geldt een maximum van € 14.552.
Lijfrenteaftrek voor ondernemers
Het bedrag aan maximale aftrekbare lijfrentepremie voor een oudedagsvoorziening stijgt voor ondernemers met een vrijgevallen OR. Zij mogen het maximum verhogen met het bedrag van de vrijgevallen OR. Daarnaast is het maximum te verhogen met een bedrag aan genoten stakingswinst, maar hoogstens:
- € 467.044 (bedrag 2020) als de ondernemer in 2020 zijn onderneming staakt en op het stakingsmoment minstens 61 jaar en vier maanden oud is. Dit maximum geldt ook als de ondernemer voor minstens 45% arbeidsongeschikt is en de termijnen ingaan binnen zes maanden na de staking. Of als de staking plaatsvindt vanwege het overlijden van de ondernemer.
- € 233.530 (bedrag 2020) als de ondernemer in 2020 zijn onderneming staakt en op het stakingsmoment minstens 51 jaar en vier maanden oud is. Dit maximum geldt ook als de lijfrententermijnen direct ingaan.
- € 116.771 (bedrag 2020) in andere gevallen.
Moment van aftrek
In principe zijn premies voor lijfrenten aftrekbaar op het moment waarop zij zijn betaald of verrekend, voor zover de verrekening niet leidt tot een schuldig gebleven bedrag. Gaat het om premies voor lijfrenten vanwege de vrijval van een OR of stakingswinst? Deze zijn ook aftrekbaar in een jaar als ze binnen zes maanden na dat jaar zijn betaald of verrekend.
Wet: art. 3.124, 3.127, 3.128, 3.129 en 3.130, eerste lid Wet IB 2001
Bronnen: Parket bij de Hoge Raad 22 oktober 2020 (gepubliceerd 13 november 2020), ECLI:NL:PHR:2020:974, 20/01619, Parket bij de Hoge Raad 22 oktober 2020 (gepubliceerd 13 november 2020), ECLI:NL:PHR:2020:975, 20/01621, Parket bij de Hoge Raad 22 oktober 2020 (gepubliceerd 13 november 2020), ECLI:NL:PHR:2020:976, 20/01622 en Parket bij de Hoge Raad 22 oktober 2020 (gepubliceerd 13 november 2020), ECLI:NL:PHR:2020:977, 20/01623
Geef een reactie