Advocaat-generaal Koopman is met diverse conclusies gekomen die zien op de herziening van de verdeling tussen fiscale partners van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen.
In twee cassatieprocedures hebben twee echtgenoten ontdekt dat zij een te hoog bedrag aan hypotheekrente hebben afgetrokken. Om dit recht te zetten hebben zij een aanvullende aangifte inkomstenbelasting ingediend, hoewel de primitieve aanslag al is opgelegd. Bij die aanvullende aangifte veranderen de echtgenoten de eerder gemaakte keuze voor toerekening van de (negatieve) belastbare inkomsten uit eigen woning. De inspecteur legt navorderingsaanslagen op aan beide echtgenoten. Maar daarbij negeert hij de herziening van de toerekening. In een derde cassatieprocedure kreeg een vrouw een beschikking achterwaartse verliesverrekening (carry-back). Vervolgens hebben zij en haar partner gezamenlijk een verzoek ingediend tot herverdeling van de grondslag box 3 voor het jaar waarin de verliezen werden verrekend. In beide zaken ligt de vraag voor of het verzoek om herverdeling gehonoreerd moet worden. Voor de beantwoording van die vraag behandelt Advocaat-generaal (A-G) Koopman de volgende drie subvragen:
- Wanneer staat een aanslag onherroepelijk vast?
- Kan men bij de navordering alleen ten aanzien van de posten die voor het eerst bij de navordering in de heffing zijn betrokken een keuze voor toerekening maken of wijzigen?
- Kunnen partners ook nog de toedeling van verdeelbare posten herzien naar aanleiding van carry-back of ambtshalve vermindering?
Onherroepelijke aanslag
In het belastingrecht wordt met een onherroepelijk vaststaande aanslag bedoeld een aanslag waartegen geen bezwaar of beroep meer is in te stellen, aldus de A-G. Bij redenen waardoor geen bezwaar of beroep is in te stellen kan men denken aan het verstrijken van de termijnen of omdat de rechtsmiddelen zijn uitgeput. Ambtshalve vermindering en carry-back draaien het onherroepelijk worden van de aanslag waarop de vermindering of verrekening betrekking heeft niet terug.
Onderlinge verhouding van verdeelbare post
Voor de beantwoording van de tweede subvraag maakt de A-G een analyse van de wettekst, wetshistorie, wetssystematiek en doel en strekking van de wet. Naar aanleiding van deze analyse komt hij tot de slotsom dat partners in het kader van navordering steeds de onderlinge verhouding van de verdeelbare post kunnen herzien. Dit geldt ook als die post al was begrepen in de (primitieve) aanslagen.
Geen herziening bij carry back
De A-G concludeert vervolgens dat partners de toedeling van verdeelbare posten niet kunnen herzien naar aanleiding van carry-back of ambtshalve vermindering. Bovendien meent de A-G dat het niet toelaten van herziening van de toedeling verdeelbare posten strookt met wat de wetgever kan hebben voorzien of bedoeld. Wel geeft de A-G de wetgever in overweging te onderzoeken of herziening van de toerekeningskeuze bij ambtshalve vermindering kan worden toegestaan.
Afwijzing verzoek om herziening bij beschikking
Ten slotte moet de inspecteur volgens de A-G ook bij een beschikking beslissen als hij het verzoek tot herziening van de toedeling van verdeelbare posten wil afwijzen. Hij behoort die beslissing niet te gieten in de vorm van een afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering. In praktisch opzicht is dit echter van niet veel belang, omdat een beslissing waarop een verkeerd etiket is geplakt is te converteren naar een beslissing met het juiste etiket.
Wet: art. 2.17, vierde en negende lid Wet IB 2001
Bronnen: Parket bij de Hoge Raad 25 oktober 2024 (gepubliceerd 8 november 2024), ECLI:NL:PHR:2024:1133, 24/01207, Parket bij de Hoge Raad 25 oktober 2024 (gepubliceerd 8 november 2024), ECLI:NL:PHR:2024:1134, 24/01208, Parket bij de Hoge Raad 25 oktober 2024 (gepubliceerd 8 november 2024), ECLI:NL:PHR:2024:1135, 24/01291 en Parket bij de Hoge Raad 25 oktober 2024 (gepubliceerd 8 november 2024), ECLI:NL:PHR:2024:1185, 24/01207, 24/01208 en 24/01291
Geef een reactie