Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de wetgever bij de berekening van het Zvw-bijdrage-inkomen personen met een lijfrentepolis ongeoorloofd discrimineert.
Twee firmanten die in 2016 hun café hadden gestaakt, hadden in dat jaar een verzamelinkomen dat voor meer dan 50% bestond uit stakingswinst minus een lijfrentekoopsom. Deze lijfrentekoopsom was betaald uit de stakingswinst. De lijfrentekoopsom verlaagde het fiscale inkomen, maar niet het Zvw-bijdrage-inkomen. De firmanten vonden dat daarom sprake was van discriminatie. In het geval van pensioenopbouw of dotaties aan de oudedagsreserve (OR) verlaagt de oudedagsbijdrage namelijk wel het Zvw-bijdrage-inkomen. Overigens vloeit de verlaging van het Zvw-bijdrage-inkomen met de OR-dotaties voort uit de rechtspraak. Zie NTFR 2018/2732 en ‘In lijfrente omgezette oudedagsreserve moet uit Zvw’.
Drie categorieën Zvw-verzekerden
In een beroepsprocedure verwijst Rechtbank Gelderland ook naar deze rechtspraak. De rechtbank maakte op dat gebied onderscheid tussen drie categorieën Zvw-verzekerden:
- werknemers die in dienstbetrekking een oudedagsvoorziening opbouwen (categorie i);
- ondernemers die een oudedagsvoorziening opbouwen met fiscaal aftrekbare premies voor een verplicht pensioen of met OR-dotaties (categorie ii); en
- personen die met fiscaal aftrekbare lijfrentepremies een oudedagsvoorziening opbouwen (categorie iii).
Gelijke en ongelijke gevallen?
De rechtbank vond dat categorie iii niet te vergelijken was met categorieën i en ii. Zo bouwt men een lijfrente vrijwillig op. Daarnaast houdt de lijfrente-opbouw geen causaal verband met de hoogte van het inkomen en evenmin met de arbeidsduur. Bovendien is met een lijfrente een hogere aanbouw mogelijk dan is toegestaan met een pensioen via de werkgever. Verder weegt de rechtbank mee dat een lijfrente-afkoop een incidenteel karakter heeft. Ten slotte zijn lijfrentepremies niet aftrekbaar van een bepaalde inkomensbron maar op het gehele inkomen als uitgave voor inkomensvoorziening.
Discriminatie van personen met lijfrente
Advocaat-generaal (A-G) Wattel heeft echter zijn bedenkingen bij de motivering van de rechtbank. Hij merkt op dat fiscaal gezien geen verschil bestaat tussen de categorieën: alle bijdragen vallen onder de omkeerregel. De verschillen die de rechtbank opsomt, vindt de A-G niet relevant, gesteld dat zij überhaupt echt bestaan. Hij constateert dat Zvw-verzekerden met een lijfrentepolis dubbel worden belast en andere Zvw-verzekerden niet. De wetgever heeft daarmee zijn ruime beoordelingsvrijheid overschreden. De A-G meent dat de rechter hier zelf rechtsherstel kan bieden.
Wet: art. 3.68 en 3.125 Wet IB 2001, art. 11, eerste lid, onderdeel c Wet LB en art. 43, tweede lid Zvw
Online cursus Polislezen en fiscale behandeling lijfrenten, stamrechten en kapitaalverzekeringen
Polislezen is een kunst apart. Tijdens deze masterclass worden u concrete polissen voorgelegd en maken de docenten u wegwijs in de bijzondere opmaak van deze contracten. Uiteraard gaan zij ook in op de aan een levensverzekeringspolis klevende fiscale inhoud.
Geef een reactie