Wanneer een lijfrentepolis afloopt, moet de gerechtigde tijdig beslissen hoe hij het vrij te vallen kapitaal wil besteden.
Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Onder voorwaarden en binnen bepaalde grenzen zijn de premies die men betaalt in het kader van een lijfrentepolis aftrekbaar. Zie ook: ‘Winst voor jaarruimte is vóór OR-dotatie + ondernemersaftrek’. Als een belastingplichtige een premiebetaling of een andere aftrekbare uitgave voor een inkomensvoorziening terugkrijgt, is sprake van een negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen. Deze negatieve uitgave behoort tot het belastbare inkomen in box 1. Daarnaast bestempelt de wetgever in bijzondere gevallen de volgende afgetrokken uitgaven als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen:
- premies voor lijfrenten waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide (klein)kind van de belastingplichtige;
- premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen in verband met invaliditeit, ziekte of ongeval;
- premies voor lijfrente-uitkeringen ter compensatie van een pensioentekort; en
- uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht.
Bijzondere gevallen die leiden tot terugnemen aftrek
In de volgende bijzondere gevallen neemt de fiscus afgetrokken uitgaven voor inkomensvoorzieningen als het ware terug door de afgetrokken bedragen te belasten als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen:
- De polis ondergaat een dusdanige wijziging dat zij niet meer voldoet aan de voorwaarden voor fiscale facilitering.
- Er vindt een dusdanige wijziging plaats van een aanspraak op een lijfrentevoorziening ter compensatie van een pensioentekort, dat de belastingplichtige minder had kunnen aftrekken als de gewijzigde polis van begin af aan had gegolden.
- Er is sprake van afkoop of vervreemding van een lijfrentepolis.
- Men stelt de aanspraak formeel of feitelijk als voorwerp van zekerheid, anders dan voor uitstel van betaling van bepaalde belastingschulden.
- De lijfrente is bedongen als tegenprestatie voor de (gedeeltelijke) overdracht van een onderneming en de gerechtigde geeft zijn aanspraak prijs. Voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is, is geen sprake van een negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen.
- De verzekeraar voldoet niet meer aan de voorwaarden voor toegelaten aanbieders.
- De lijfrenteverplichting gaat over of blijkt aan het einde van het kalenderjaar te zijn overgegaan op een andere verzekeraar in verband met de verwerving van pensioenrechten. Deze verwerving dient ter voorkoming van een pensioenbreuk als gevolg van het aanvaarden van een dienstbetrekking in het buitenland.
- De lijfrenteverplichting gaat over op een niet-toegelaten aanbieder.
- Aan het einde van het kalenderjaar is de aanspraak ondergebracht bij een buitenlands pensioenfonds of levensverzekeringsmaatschappij.
- Via een verbetering van een pensioenaanspraak vindt compensatie plaats van het pensioentekort waarvoor lijfrentepremies zijn afgetrokken.
Afkoop kleine lijfrentepolis
De afkoop van een lijfrentepolis met een lage waarde leidt niet tot het terugnemen van de afgetrokken premies als nog geen termijnen zijn vervallen. Hierbij is sprake van een polis met een lage waarde als de waarde in het economische verkeer vóór de afkoop of vervreemding hooguit € 4.607 (bedrag 2022) bedraagt. De afkoopsom voor zo’n kleine lijfrente telt als een gewone lijfrente-uitkering.
Fictieve afkoop bij niet-uitkering
Stel dat op de dag waarop de lijfrente-uitkeringen volgens het contract zouden moeten ingaan, de exacte omvang van die lijfrentetermijnen nog niet is vastgesteld. De verzekeraar kan dan de lijfrentetermijnen later laten ingaan. Maar de lijfrente-uitkeringen moeten wel ingaan binnen een redelijke termijn. Is sprake van een uitkering bij leven? Dan moeten de lijfrentetermijnen uiterlijk ingaan op 31 december van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar van de contractueel overeengekomen datum. Bij een uitkering bij overlijden is de uiterste ingangsdatum 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar van de contractdatum. Als de lijfrentetermijnen later ingaan, is fiscaal gezien sprake van een fictieve afkoop. Overigens kan de inspecteur de hiervoor genoemde termijn verlengen als door bijzondere omstandigheden de omvang van de termijnen niet eerder is vastgesteld of omzetting nog niet heeft plaatsgevonden.
Niet tijdig keuze gemaakt
De wettelijke invulling van de redelijke termijn dateert van 1 januari 2010. Daarvoor moest men kijken naar beleid en jurisprudentie wat een redelijke termijn was. Voor lijfrenten waarop deze redelijke termijn van toepassing was en de lijfrente niet tijdig werd bedongen, is in de jurisprudentie bepaald dat deze rechten in fiscale zin lijfrenten zijn gebleven. Dit brengt mee dat op deze lijfrenten alle relevante fiscale bepalingen van toepassing blijven. In een zaak voor Hof Amsterdam had de inspecteur bij een man negatieve uitgaven uit inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen. Hij had namelijk een lijfrenteverzekering afgesloten, die op 20 februari 2007 was afgelopen. De man had volgens de fiscus niet binnen zeven maanden aangegeven hoe hij het verzekerde kapitaal wilde aanwenden. De vraag was of de termijn van zeven maanden redelijk was. Het hof oordeelt dat deze termijn inderdaad redelijk was, omdat een beleidsbesluit uitging van zes maanden.
Conserverende aanslag
Voor zover uitstel van betaling is verleend, wordt een negatieve uitgave geacht niet in aanmerking te zijn genomen. Strikt genomen zou dan bij de volgende conserverende aanslag het gehele bedrag van premies die zijn betaald van voor deze aanspraak belast zijn. Ook het rendement dat op dit bedrag is behaald zou belast zijn. De wet kent echter een bepaling om zo’n dubbele heffing te voorkomen.
Opnemen bij arbeidsongeschiktheid
Bij arbeidsongeschiktheid is een deel van het gespaarde lijfrentetegoed geheel of gedeeltelijk op te nemen. In principe is dan sprake van afkoop. In het geval van langdurige (minstens twaalf maanden durende) arbeidsongeschiktheid mag de aanspraak op lijfrente geheel of gedeeltelijk afkopen, zonder dat hierover revisierente is verschuldigd. De gerechtigde mag de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Het op te nemen bedrag is in beginsel gekoppeld aan het inkomen van de belastingplichtige in de afgelopen jaren. Als uitgangspunt dient het inkomen bij de bepaling van de jaarruimte. Overigens hoeft geen toets naar inkomen in het verleden plaats te vinden als per jaar de onttrekking hoogstens € 43.012 (bedrag 2022) bedraagt.
Omzetting van lijfrente
Het is mogelijk om de ene lijfrentepolis om te zetten in een andere vergelijkbare polis. De nieuwe polis vormt dan de voortzetting van de oudere polis. Daarnaast kan iemand een aanspraak op lijfrente-uitkeringen doen toekomen aan een ex-echtgenoot in het kader van een echtscheidingsprocedure. Dat kan via een vervreemding van de aanspraak, het aanwijzen van de ex-echtgenoot als onherroepelijk gerechtigde of door omzetting van de polis. Het doen toekomen van de lijfrente-uitkeringen aan de ex-echtgenoot leidt niet tot fiscale afrekening als die ex-echtgenoot binnenlands belastingplichtig is.
Revisierente
Naast het effectief terugnemen van de lijfrenteaftrek is bij negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in beginsel ook sprake van de heffing van revisierente. De rente werkt als een soort boete. De revisierente bedraagt 20% van de waarde in het economische verkeer van de desbetreffende aanspraak op het moment van de verboden handeling. Bij afkoop moet men de revisierente over het uitgekeerde bedrag berekenen. Voor zover geen premies zijn afgetrokken, is evenmin revisierente verschuldigd. Maar het is de belastingplichtige die moet aannemelijk maken dat de aftrek van lijfrentepremies achterwege is gebleven.
Wet: art. 30i AWR en art. 3.124, 3.132, 3.133 en 3.138 Wet IB 2001
Bron: Gerechtshof Amsterdam 16 juni 2020 (gepubliceerd 18 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2020:1571, 19/00708
Online cursus wet toekomst pensioenen
De nieuwe pensioenwet raakt het iedere pensioenregeling in Nederland. En er ontstaan ieuwe mogelijkheden op het terrein van oudedagsvoorzieningen.In deze cursus bespreekt mr. dr. Gerard Staats de inhoud van de nieuwe wetgeving.
Geef een reactie