Als in het vooruitzicht van een echtscheiding de afkoop van een pensioen in eigen beheer plaatsvindt, moeten de echtgenoten aangeven of zij dit pensioen willen verevenen. Op het moment van echtscheiding is dat niet meer mogelijk. Na de afkoop is er immers geen verrekenbaar pensioen meer.
Twee echtgenoten waren onder huwelijkse voorwaarden getrouwd. Zij waren geen gemeenschap van goederen en evenmin een verrekenbeding overeengekomen. De echtgenoten bezaten ieder de helft van de aandelen in een bv waarvoor zij werkten. Zij hadden in deze bv ook een gezamenlijk pensioen in eigen beheer (PEB) opgebouwd. In november 2016 lichtte hun belastingadviseur hen in over de komende uitfasering van het PEB. Medio juni 2017 zijn de echtgenoten feitelijk uit elkaar gegaan. Op 1 december 2017 kochten beiden hun PEB af. De vrouw meende dat zij verplicht waren via de ontvangen afkoopsommen het gezamenlijk opgebouwd pensioen met elkaar te verrekenen. De man is het daar niet mee eens.
Geen pensioen meer
Hof Arnhem-Leeuwarden is het met de man eens. Het pensioen dat de echtgenoten hadden opgebouwd, viel onder de wettelijke regeling met betrekking tot pensioenverevening. Vanwege de uitfasering van het PEB had de man tot en met 31 december 2019 bepaalde mogelijkheden. Hij kon zijn PEB fiscaal voordelig afkopen, omzetten in een oudedagsverplichting of premievrij voortzetten in een eigen onderneming. Voor afkoop of omzetting was echter toestemming van de (ex-)partner nodig. Maar na de afkoop van een PEB is geen sprake meer van een te verevenen pensioen. De echtscheiding is formeel medio 2019 tot stand gekomen en toen was geen verrekenbaar pensioen meer aanwezig. Als de vrouw compensatie had willen ontvangen, had zij dit moeten afspreken bij het opstellen van de overeenkomst tot afkoop.
Wet: art. 1, eerste lid onderdeel a Wet vps en art. 38n, vierde lid Wet LB (tekst 1 januari 2018)
Geef een reactie