
Wie stelt een negatief werkelijk rendement op een onteigeningsclaim in box 3 te hebben behaald, zal een negatieve waardontwikkeling moeten aantonen.
Een man heeft voor het jaar 2020 aangifte IB/PVV gedaan met een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 100.975. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die door de inspecteur deels als massaal bezwaar en deels als individueel bezwaar is behandeld. De man stelt daarbij dat hij een negatief rendement van € 180.000 heeft geleden op een onteigeningsclaim. Hij komt als volgt op dit bedrag. De man stelt de waarde van de claim op 31 december 2020 op nihil. Vervolgens trekt hij daar de aankoopsom van de claim à € 180.000 van af. Zijn belastbaar inkomen uit sparen en beleggen zou dus nihil moeten zijn, zo betoogt de man.
Waardedaling van claim niet aannemelijk gemaakt
Hof Amsterdam leidt uit eerdere rechtspraak af dat het werkelijke rendement van het recht op de claim bestaat uit het waardeverschil tussen de waarde in het economische verkeer op het moment van de aankoop en die waarde aan het einde van het jaar. Zie ook NTFR 2024/1001 en ‘Voor werkelijk rendement kijken naar volledig box 3-vermogen’. In beginsel is de waarde in het economische verkeer op het moment van de aankoop gelijk aan de aankoopprijs. Verder stelt het hof dat men het werkelijk rendement moet bepalen op basis van de waardeontwikkeling van de claim gedurende het jaar 2020. De man heeft echter geen bewijs geleverd voor een waardedaling van de claim. Daarom neemt het hof geen negatief rendement in aanmerking. Het hof stelt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vast op € 36.412.
Protocol: art. 1 EP EVRM
Wet: art. 2.14bis en 5.2 Wet IB 2001
Bron: gerechtshof Amsterdam 28 januari 2025 (gepubliceerd 4 maart 2025), ECLI:NL:GHAMS:2025:535, 24/3326
Geef een reactie