Als de volledige toerekening van verzwegen box 3-vermogen aan een van de fiscale partners de enige reden is voor navorderen, mag de fiscus daarbij geen vergrijpboete opleggen.
Op 29 december 2015 ontvangt de Belastingdienst een renseignement waarin een man werd gekoppeld aan een buitenlandse bankrekening bij een Zwitserse bank. Naar aanleiding hiervan verzoekt de Belastingdienst om nadere informatie over het buitenlandse vermogen. Op 12 juli 2016 verstrekt de man diverse bankbescheiden aan de inspecteur. Maar in zijn aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2015 en 2016 vermeldt hij geen buitenlandse bankrekeningen of contanten. Bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV 2015 en 2016 wijkt de inspecteur van de aangifte af. Hij neemt bij zowel de man als zijn echtgenote een bedrag van € 357.668 aan vermogen in aanmerking bij het box 3-inkomen (in totaal € 715.336). Ook legt de Belastingdienst vergrijpboetes op van 225%. Op basis van een schriftelijk verzoek van de man en zijn echtgenote is het gehele vermogen vervolgens toegerekend aan de man. De man krijgt daarom navorderingsaanslagen en 225% vergrijpboetes opgelegd.
Matiging en vernietiging van vergrijpboetes
De man gaat in bezwaar en beroep tegen de aanslagen, navorderingsaanslagen en vergrijpboetes. Maar omdat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan, is sprake van een omkering en verzwaring van de bewijslast. De inspecteur heeft op basis van renseignementen en bankbescheiden een schatting gemaakt van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen. Rechtbank Noord-Holland acht deze schatting redelijk. De vergrijpboetes van 225% die de fiscus heeft opgelegd bij de aanslagen zijn passend. Wel ziet de rechtbank in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om de boetes te matigen. Bovendien vernietigt de rechtbank de vergrijpboetes die zijn opgelegd bij de navorderingsaanslagen. De reden van de navorderingen ligt namelijk enkel in de keuze van de man en zijn echtgenote om het vermogen in box 3 geheel aan de man toe te rekenen. In dat geval is geen sprake van opzet.
Wet: art. 5:9 en 8:29 Awb, art. 16, 27e, 67d en 67e en 67g AWR en art. 2.17 en 5.1 Wet IB 2001
Geef een reactie