De staatssecretaris van Financiën heeft plannen bekendgemaakt over hoe de Belastingdienst moet omgaan met het Kerstarrest.
Te hoog forfaitair rendement vanaf 2013
Al vóór 2017 hadden belastingplichtigen bezwaar- en beroepschriften ingediend tegen de vermogensrendementsheffing. De Belastingdienst werkte toen nog met één forfaitair rendement van 4%. De Belastingdienst paste dit forfaitair rendement toe over het belastbaar vermogen in box 3 na aftrek van het heffingsvrij vermogen. Lange tijd oordeelde de belastingrechter dat de wetgever met de invoering van het forfaitair rendement zijn bevoegdheid niet te buiten was gegaan. De achterliggende gedachte was dat over een reeks van jaren bezien een gemiddeld rendement van 4% met lage risico’s haalbaar was. Maar op 14 juni 2019 oordeelde de Hoge Raad dat in 2013 en 2014 het forfaitair rendement van 4% te hoog was. Zie ook NTFR 2019/1609 en ‘Heffing box 3 op stelselniveau schendt artikel 1 EP’.
Individuele en buitensporige last
Toch wil dat niet zeggen dat belastingplichtigen altijd met succes in bezwaar kunnen gaan tegen de vermogensrendementsheffing over de jaren 2013 tot en met 2016. De wetgever heeft namelijk een ruime vrijheid bij het opstellen van wetten. De belastingrechter is niet zo gauw geneigd om de fiscale wet terzijde te schuiven en zelf rechtsherstel te bieden. Pas als de box 3-heffing voor een belastingplichtige een individuele en buitensporige last vormt, zal de rechter de fiscus dwingen van de wet af te wijken. Juist omdat het om een individuele last moet gaan, kan men in een procedure van massaal bezwaar daarop geen beroep doen. De toets of sprake is van een individuele en buitensporige last vindt dus in individuele procedures plaats. In de praktijk lijkt een situatie schrijnend te moeten zijn, wil de belastingrechter rechtsherstel bieden. Zie bijvoorbeeld NTFR 2021/3769 en ‘Box 3-heffing onevenredig zwaar als rente enig inkomen is’.
Invoering vermogensmix
De Hoge Raad heeft de wetgever enig tijd gegund om de wet aan te passen. Op 1 januari 2021 paste het kabinet de systematiek aan. Maar nog steeds bleef box 3 een forfaitair karakter behouden. In de plaats van het enkele forfaitaire rendement van 4% kwamen twee nieuwe forfaitaire rendementen. Het betrof een laag rendement (in 2022 zelfs -0,01%) en een hoog rendement (5,53% in 2022). Bovendien voerde de wetgever een forfaitaire vermogensmix in. Dat betekende dat de fiscus het vermogen forfaitair verdeelt in een lage rendementsklasse en een hoge rendementsklasse. Naarmate het vermogen hoger is, valt een hoger aandeel in de hoge rendementsklasse. Op de vermogensmix bestaat nogal wat kritiek. Zo beleggen veel oudere spaarders in werkelijkheid nauwelijks in risicovolle beleggingen. Zij sparen doorgaans liever. Het kabinet stelde echter dat een systeem op basis van het werkelijk rendement nog jaren kon duren.
Jaren vanaf 2017: rechtsherstel
Maar eind 2021 was het geduld van de Hoge Raad op. De hoogste nationale rechter oordeelde in het zogeheten Kerstarrest dat ook na de invoering van de vermogensmix de vermogensrendementsheffing in strijd was met het Unierecht. Nog belangrijker was dat de Hoge Raad dit keer oordeelde dat de belastingrechter rechtsherstel moet bieden! De Hoge Raad schrijft voor dat dit rechtsherstel plaatsvindt door te werken met het werkelijk rendement. Zie: NTFR 2022/37 en ‘Hoge Raad vervangt vermogensmix door werkelijk rendement’. Dat betekent wel dat het werkelijk rendement over het hele box 3-vermogen lager moet zijn dan het forfaitaire rendement. Zie: NTFR 2022/1097 en ‘Geen rechtsherstel als echt box 3-inkomen forfait overtreft’.
Werkelijk rendement
De volgende vraag is wat men precies moet verstaan onder het werkelijk rendement. Voor een beter beeld zullen nog wat procedures nodig zijn. Het werkelijk rendement zal in ieder geval reguliere voordelen zoals ontvangen rente, dividend en huur omvatten. Mogelijk zal men ook koersresultaten moeten meenemen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde overigens dat ongerealiseerde koersresultaten buiten beschouwing moeten blijven. Zie: ‘Ongerealiseerd rendement telt niet voor box 3-correctie’.
Tegemoetkoming buiten massaal bezwaar
Een andere belangrijke kwestie is of de Belastingdienst ook belastingplichtigen moet tegemoet komen die niet hebben meegedaan aan het massaal bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing. De regering is daar nog niet helemaal over uit. Behalve degenen die al in bezwaar zij gegaan zullen ook de mensen waarbij de belastingaanslag nog niet vaststaat in aanmerking komen voor het rechtsherstel. Het kabinet heeft het parlement een brief gestuurd met daarin het voorstel om mensen automatisch rechtsherstel te bieden op basis van een nieuwe berekening. De fiscus zal in die berekening aansluiten bij de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen van een belastingplichtige. Er zijn twee varianten voor het herstel uitgewerkt.
Rechtsherstel met spaarvariant
Onder de eerste variant zal de belastingheffing van spaargeld plaatsvinden op basis van de actuele spaarrente. Deze rente was de laatste jaren ongeveer 0%. Voor schulden vindt een aansluiting plaats bij de hypotheekrente. Voor beleggingen zal de fiscus uitgaan van het meerjarige gemiddelde rendement voor beleggingen.
Rechtsherstel met forfaitaire variant
Als tweede variant noemt de staatssecretaris een aanpassing van de bestaande forfaits aan de gemiddelde rendementen voor deze vermogenscategorieën in een jaar. Daardoor zouden dezer forfaits zo goed mogelijk moeten aansluiten bij het werkelijke rendement in dat jaar. De staatssecretaris meent het werkelijk rendement op deze manier zo dicht mogelijk te benaderen.
Vanaf 2023
De staatssecretaris van Financiën laat weten dat vanaf 2025 een nieuw systeem komt. Daarbij zal de fiscus belasting gaan heffen over het rendement dat mensen werkelijk hebben behaald. Dat rendement zal bestaan uit reguliere inkomsten en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen. Het kabinet hoopt zo ook langdurig uitstel van belastingheffing te voorkomen. Voor de tussenliggende jaren 2023 en 2024 gaat de regering tijdelijke wetgeving langs dezelfde lijnen voorbereiden.
Update 25 april 2022: rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers?
Inmiddels is een conclusie van Advocaat-generaal (A-G) Niessen gepubliceerd waarin hij kijkt naar de positie van belastingplichtigen die niet (tijdig) in bezwaar zijn gegaan tegen de vermogensrendementsheffing over de jaren 2017 en 2018. De A-G behandelt argumenten voor en tegen rechtsherstel. Uiteindelijk concludeert hij dat de inspecteur een verzoek om ambtshalve vermindering met een beroep op het Kerstarrest in beginsel moet afwijzen. Dit is alleen anders als iemand in bezwaar is gegaan tegen de vermogensmix en zijn bezwaarschrift vóór het Kerstarrest is aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Volgens de A-G kan men dan namelijk niet zeggen dat sprake is van een onherroepelijke aanslag. Zie ook: ‘A-G beperkte mogelijkheid box 3-herstel bij laat bezwaar’.
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001
Bron: Ministerie van Financiën 15 april 2022, 12:00 uur
Masterclass Vermogen in box 1, 2 en 3: de afwegingen
In deze masterclass neemt drs. Jeroen Knol u mee door alle wijzigingen van de afgelopen jaren waarbij hij uw dagelijkse praktijk als uitgangspunt neemt.
Geef een reactie