In een Tax Talks e-learning behandelt mr. Birgitta van Antwerpen de familielening. Zo komt aan bod wanneer de fiscale kwalificatie afwijkt van de civielrechtelijke vorm.
Een lening tussen familieleden wordt niet altijd fiscaal als zodanig erkend. Van Antwerpen stelt dat men eerst moet kijken of civielrechtelijk sprake is van een lening. Daartoe moet de overeenkomst voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Twee partijen zijn betrokken bij deze overeenkomst, te weten een uitlener en een lener.
- Er is sprake van een geldbedrag.
- De uitlener is verplicht dat bedrag te betalen aan de lener.
- De lener is verplicht het geleende bedrag terug te betalen aan de uitlener.
Schijnlening
In beginsel moet de Belastingdienst de civielrechtelijke vorm van een overeenkomst volgen. Onder voorwaarden kan de inspecteur afwijken van de civielrechtelijke vorm. Het is dan aan hem om aannemelijk te maken dat een uitzondering van toepassing is. Hij kan bijvoorbeeld stellen dat sprake is van een schijnlening. Van Antwerpen legt uit dat in geval van een schijnlening de inspecteur vervolgens moet bepalen wat fiscaal gezien de aard van de overeenkomst is. Daarbij kan het gaan om een schenking. Als de schenking plaatsvindt via de bv van de schenker, vindt fiscaal gezien eerst een winstuitdeling door de bv plaats en vervolgens een schenking van de dga aan de ‘lener’. Van Antwerpen gaat overigens in deze e-learning ook dieper in op de waardering van de schenking via een familielening.
Zakelijke rente
De fiscale kwalificatie van lening is onder andere van belang om de rente te kunnen aftrekken over een eigenwoninglening of een ondernemerslening. Daarvoor is trouwens ook van belang of de rente zakelijk is. De Belastingdienst kan een onzakelijke rente over een op zich zakelijke lening corrigeren. Voor zover de rente niet reëel is, is zij niet aftrekbaar. De inspecteur kijkt bij de zakelijkheid van de rente voor een eigenwoninglening naar het gangbare rentepercentage dat bij de meest vergelijkbare lening onder die marktomstandigheden wordt afgesloten. Ook zal hij kijken naar eventuele verschillen tussen de familielening en gewone leningen. Is sprake van een lening aan een IB-onderneming of een bv van een familielid? Dan spelen ook de volgende elementen een rol bij de beoordeling van de zakelijkheid van de leningsvoorwaarden:
- de aanwezigheid van een (schriftelijke) leningsovereenkomst,
- de hoogte van de hoofdsom,
- de looptijd en aflossingen op de lening,
- gestelde zekerheden,
- de hoogte van de rente en de omstandigheid dat de schuldenaar deze rente ook betaald of niet,
- de mogelijkheid van de schuldenaar om de lening terug te betalen.
Wet: art. 7:129 BW en art. 3.25 en 3.119a Wet IB 2001
Geef een reactie