Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een voordeel dat in het kader van een dienstbetrekking is genoten een voordeel uit een lijfrente kan zijn.
Een stichting voerde een overbruggingsregeling voor beroepsvoetballers in Nederland uit. Deze regeling hield in dat de werkgever (club) van een participerende werknemer (voetballer) aan die werknemer een aanspraak op een overbruggingsuitkering toekende. De club was daarvoor maandelijks een fondspremie verschuldigd, die zij inhield op het brutoloon van de voetballer. Een van de participerende voetballers woonde in Australië toen hij een overbruggingsuitkering ontving. Volgens de Belastingdienst ging het hier om een voordeel behaald in het kader van een dienstbetrekking als sporter. Zo’n voordeel was in Nederland belast. De stichting stelde dat de uitkering voortvloeide uit een lijfrente. Daarom zou alleen Australië mogen heffen.
Opgekomen uit dienstbetrekking
De fiscus wijst erop dat de aanspraak in het kader van de dienstbetrekking is opgekomen. Daarom kan het nooit een lijfrente zoals bedoeld in het belastingverdrag zijn, aldus de inspecteur. Het hof verwerpt dit standpunt. De enkele omstandigheid dat een recht op uitkeringen opkomt in het kader van een dienstbetrekking, sluit de kwalificatie van lijfrente niet uit. Dat is anders als de kosten van de lijfrente volledig voor rekening komen van de werkgever. In dat geval kan geen sprake zijn van een lijfrente. Nu stelt de Belastingdienst dat de werknemer tegenover de aanspraak geen tegenprestatie in geld of met een geldwaarde heeft geleverd. Uiteindelijk concludeert het hof dat de club is verplicht de fondspremie in te houden op het loon van de voetballer. Hoewel de club vervolgens deze premie afdraagt aan de stichting, komt de premie ten laste van de voetballer. De gehele premie is dus een werknemersbijdrage.
Definitie van lijfrente in verdrag
Ten slotte stelt de Belastingdienst dat men het begrip lijfrente moet uitleggen conform de Nederlandse belastingwetgeving. Aangezien hier geen sprake is van een onzekere gebeurtenis, kan de uitkering niet als een lijfrente-uitkering kwalificeren. Ook deze stelling houdt geen stand. Men moet uitgaan van de definitie van het begrip lijfrente van het verdrag. De verdragstekst maakt geen melding van de eis dat sprake moet zijn van een wezenlijke onzekerheid. Dat die onzekerheid vaak wel van belang is voor de Nederlandse wetgeving, is irrelevant. Het hof stelt vast dat de overbruggingsuitkering kwalificeert als een lijfrente-uitkering. Nederland mag dus niet heffen over de uitkering aan de Australische voetballer.
Verdrag: art. 17 en 18 verdrag NL-Australië
Wet: art. 7.2, tweede lid, onderdeel d Wet IB 2001
Online cursus Polislezen en fiscale behandeling lijfrenten, stamrechten en kapitaalverzekeringen
Polislezen is een kunst apart. Tijdens deze masterclass leggen de docenten u concrete polissen voor en maken zij u wegwijs in de bijzondere opmaak van deze contracten. Uiteraard gaan zij ook op de aan een levensverzekeringspolis klevende fiscale inhoud.
Geef een reactie