Dat iemand stelt niet bevoegd te zijn tot het vermogen van een stichting, betekent nog niet dat hij nooit de begunstigde kan worden van het vermogen in die stichting.
Een vrouw richt op 3 december 1993 een stichting op. In 2013 overlijdt de vrouw. Haar zoon is aangewezen als executeur en als haar enig erfgenaam. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de moeder met het oprichten van de stichting een afgezonderd particulier vermogen (APV) heeft gecreëerd (zie NTFR 2021/3960). In hun aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2014 tot en met 2017 rekenen de man en zijn echtgenote het inkomen uit box 3 volledig toe aan de man. De man betwist dat het vermogen van de stichting als APV aan hem is toe te rekenen. Hof Den Haag wijst erop dat men een APV in eerste instantie toerekent aan degene die dit vermogen heeft afgezonderd. Na het overlijden van deze persoon, is het APV in beginsel toe te rekenen aan de erfgenamen. Maar de erfgenamen kunnen desnoods tegenbewijs leveren. De man probeert dit tegenbewijs te leveren.
Vermogen in stichting bedoeld voor zoon
Volgens de man is hij niet bevoegd om over het vermogen van de stichting te beschikken. Hij stelt geen financieel voordeel te behalen uit en geen financieel belang te hebben bij de stichting. Daarnaast stelt hij geen begunstigde van de stichting te zijn. Maar hij komt niet met nieuwe feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat geen sprake is van een APV. Bovendien blijkt uit correspondentie tussen de man en zijn moeder dat het vermogen in de stichting voor hem is bedoeld. De man is ook steeds als bestuurder bij de stichting betrokken geweest. De statuten van de stichting sluiten niet uit dat een batig saldo bij vereffening overeenkomstig het doel van erflaatster wordt besteed. De enkele stelling van de man dat hij geen beschikkingsmacht heeft over het vermogen van de stichting, overtuigt het hof niet. Het APV is terecht aan de man toegekend.
Geen rechtsherstel
Voor het jaar 2017 doet de man nog een beroep op het Kerstarrest. Dit kan hem echter niet baten, doordat het volgens de Wet rechtsherstel box 3 berekende rendement niet leidt tot een lager rendement. Het hof verklaart daarom het hoger beroep van de man ongegrond.
Geef een reactie