Bij een geschil over de hoogte van een aansprakelijkstelling moet een bestuurder beseffen dat de fiscus in beginsel mag uitgaan van de definitieve aanslagen. Deze bedragen kunnen afwijken van de aangiften en voorlopige aanslagen. Maar dat maakt nog niet dat de aansprakelijkstelling onrechtmatig is.
De ontvanger van de belastingen had de bestuurder van een failliete vennootschap aansprakelijk gesteld voor onbetaalde belastingschulden van de vennootschap. De bestuurder wist door een beroepsprocedure het bedrag van de aansprakelijkstelling wel iets te verlagen. Maar er bleef nog meer dan een ton openstaan. De ontvanger vaardigde daarom een dwangbevel uit. Daarnaast ging hij over tot executoriaal (derden)beslag. De bestuurder begint een civiele procedure bij Rechtbank Limburg om het dwangbevel buiten effect te stellen en de beslagleggingen op te heffen.
Schuld is voldaan
Voor de rechtbank verklaart de ontvanger dat de bestuurder de belastingschuld inmiddels door betaling en verrekening heeft voldaan. Men kan daarom de beslagleggingen als opgeheven beschouwen. Het dwangbevel heeft daarmee zijn werking verloren. De rechtbank wijst daarom het verzoek om het dwangbevel buiten effect te stellen af. Dit heeft immers geen nut meer.
Correcte berekening belastingschuld
De vraag is vervolgens of de ontvanger de bestuurder geld moet terugbetalen. De rechtbank merkt daarbij het volgende op. Het bedrag van de aansprakelijkstelling is gebaseerd op de bedragen van definitieve belastingaanslagen. De bestuurder stelt dat de belastingschulden volgens de voorlopige aanslagen (VA’s) en suppletieaangiften lager moesten zijn. Maar deze stelling baat hem niet. De vennootschap is nooit in bezwaar gegaan tegen de berekening van de belastingschuld. Daarom heeft de fiscus de belastingschulden op een juist bedrag berekend. De bestuurder heeft dus niet te veel betaald.
Wet: art. 17 en 36 IW 1990
Geef een reactie