Een brief of e-mail hoeft niet per definitie de termen ‘in gebreke stellen’ of ‘aanmanen’ te bevatten om toch een ingebrekestelling te kunnen zijn.
Bij brief van 3 december 2018 heeft een vrouw verzocht om de reeds ingediende aangifte IB/PVV 2016 te wijzigen. Nadat de aanslag is opgelegd, heeft zij dit nogmaals verzocht bij brief van 31 januari 2019. De inspecteur merkt deze brief aan als bezwaarschrift. In een e-mail van 13 juni 2019 vraagt de vrouw aan de inspecteur wanneer zij een gecorrigeerde aanslag kan verwachten. Bij brief van 20 augustus 2019 verzoekt zij om een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Hof Amsterdam (NTFR 2022/2572) heeft het verzoek afgewezen. Volgens het hof is namelijk met de e-mail niet aangedrongen op het nemen van een beslissing.
Bedoeling blijkt duidelijk uit e-mail
De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De e-mail laat geen andere conclusie toe dan dat de vrouw wel heeft aangedrongen op het nemen van een beslissing op het bezwaar. Voor een ingebrekestelling is niet vereist dat de belanghebbende in een geschrift de termen ‘aanmanen’ of ‘in gebreke stellen’ gebruikt. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de vrouw gegrond. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de Belastingdienst de maximale dwangsom van € 1.260 is verschuldigd.
Bron: Hoge Raad 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1835, 22/02513
Geef een reactie