Omdat het hoorrecht een belangrijk recht is van een belastingplichtige, mag de inspecteur niet zomaar veronderstellen dat iemand afziet van dit recht.
Een bv was in bezwaar gegaan tegen de BPM die zij had voldaan op haar aangifte. De inspecteur kondigde zijn voornemen aan om dit bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Maar de bv had het recht om eerst te worden gehoord. Het lukte de Belastingdienst en de bv echter niet om daarvoor een afspraak te maken. De bv wilde namelijk dat per week 25 dossiers zouden worden doorgestuurd, terwijl de fiscus een doorzending van honderd stuks ineens bepleitte. Nadat de bv drie keer niet was ingegaan op een uitnodiging van de Belastingdienst, constateerde de inspecteur dat zij afzag van de uitoefening van haar hoorrecht. Hij ging daarop over op het afwijzen van het bezwaarschrift.
Schending van hoorrecht
De bv begint daarop een beroepsprocedure. In deze procedure weet Rechtbank Noord-Nederland niet welke hoeveelheid aan te behandelen dossiers redelijk is. Maar voor de inspecteur ligt de lat om zich aan zijn hoorplicht te onttrekken hoog. Daarom had hij niet zomaar mogen concluderen dat de bv had afgezien van haar hoorrecht. Nu de Belastingdienst het hoorrecht heeft geschonden, moet terugverwijzing naar de inspecteur plaatsvinden. Bovendien moet de fiscus de bv een immateriële schadevergoeding betalen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: art. 7:2 Awb
Geef een reactie