Als de inspecteur iemand een of meer boetes oplegt, moet hij uiterlijk met het bekendmaken van de boete ook de reden noemen. Bij onduidelijkheid komt alleen betekenis toe aan wat op het aanslagbiljet is vermeld, zo oordeelt de Hoge Raad.
In een controlerapport is aangekondigd dat aan een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting boetes worden opgelegd voor twee vergrijpen. De FE heeft namelijk niet op tijd haar btw afgedragen en niet voldaan aan haar inlichtingenplicht. Op het aanslagbiljet is echter maar één boetebedrag van € 50.000 opgenomen en is vermeld dat de boete is opgelegd op grond van art. 67f AWR (niet tijdig betalen aangiftebelasting). Hof Den Bosch (zie NTFR 2019/2985) heeft geoordeeld dat uit het aanslagbiljet volgt dat alleen een boete op grond van art. 67f AWR is opgelegd. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat niet aan de vereisten van art. 67f AWR is voldaan en dat de boete wordt vernietigd. Of aan de vereisten van art. 10a AWR (niet voldoen aan informatieverplichting) is voldaan, behoeft dus geen behandeling.
Inlichten over boetgrondslag
De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. Uiterlijk bij de bekendmaking van de boete moet de fiscus de belastingplichtige in kennis stellen van de overtreding en het overtreden voorschrift. Aan deze eis is ook voldaan als voorafgaand aan het opleggen van de boete een (controle)rapport is opgemaakt met daarin een vermelding van de beboetbare gedraging. Een naderhand bekendgemaakte boetebeschikking mag echter niet tot onduidelijkheid leiden over de verweten overtreding en het overtreden voorschrift. Is daarvan wel sprake dan wordt de onduidelijkheid weggenomen door slechts betekenis toe te kennen aan hetgeen is vermeld op het aanslagbiljet. Dit betekent dat in het onderhavige geval alleen een boete op grond van art. 67f AWR is opgelegd.
Geef een reactie