Wie pas anderhalf jaar nadat hij de inspecteur in gebreke heeft gesteld een beroepsschrift indient wegens het niet tijdig beslissen, is zelf ook veel te laat.
De Belastingdienst had op 1 november 2005 een vrouw een aanslag opgelegd die afweek van haar aangifte IB 2001. Zij maakte op eind november 2005 bezwaar tegen deze aanslag. Op 23 april 2018 stelde zij de Belastingdienst in gebreke voor het niet tijdig beslissen op bezwaar. De fiscus stuurt de vrouw op 15 januari 2019 de bijlagen van de afhandeling van het bezwaar tegen de aanslag. Toch stelt de vrouw op 31 december 2019 beroep in tegen de Belastingdienst. De zaak belandt voor Hof Den Haag.
E-mail over afhandeling is kennisgeving
De inspecteur stelt ten eerste dat zij op 7 april 2008 uitspraak op het bezwaar van de vrouw heeft gedaan en uiteindelijk de aangifte heeft gevolgd. Zij kan echter daarvan geen bewijs van verzending leveren. De fiscus kan wel ASB-prints overleggen. Het hof twijfelt niet over de afhandeling van het bezwaar in april 2008. Maar een uitspraak op een bezwaarschrift moet ook op een voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. Deze correcte bekendmaking heeft op zijn vroegst plaatsgevonden op 15 januari 2019. In dat geval is de beroepstermijn geëindigd op 27 februari 2019. Dat betekent dat het beroepschrift van de vrouw te laat is ingediend en niet-ontvankelijk is.
Hoe dan ook onredelijk laat
Maar zelfs als het hof ervan uitgaat dat de inspecteur geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan, kan dat de vrouw niet baten. Tussen de datum van ingebrekestelling en de datum waarop het beroepschrift is ingediend is ruim anderhalf jaar verstreken. Daardoor is het beroepschrift hoe dan ook onredelijk laat ingediend. Ook dan is het beroepschrift niet-ontvankelijk.
Wet: art. 3:41, 4:17, 6:7, 6:8 en 6:12 Awb
Bron: Gerechtshof Den Haag 25 mei 2021 (gepubliceerd 15 juni 2021), ECLI:NL:GHDHA:2021:1038, BK-20/00730
Geef een reactie