Wie zijn aanslagen maar niet betaalt, riskeert dat de fiscus beslag legt op zijn inkomen en/of bezittingen. Nu kan men wel in verzet gaan tegen beslaglegging, maar niet met als motivering dat een formeel gebrek kleeft aan de belastingaanslag.
Als een belastingschuldige zijn belasting na het ontvangen van correcte aanmaningen nog niet betaalt, kan de ontvanger van de belastingen hem een dwangbevel opleggen. Een dwangbevel geeft de ontvanger het recht om over te gaan tot executie. Dat betekent dat hij de in beslag genomen goederen verkoopt om met de opbrengst daarvan de belastingschuld te innen. Wanneer een dwangbevel bekend is gemaakt, geeft de ontvanger een nieuw bevel tot betaling uit. Als de belastingschuldige niet alsnog betaalt of met succes tegen de uitvoering van dit dwangbevel in beroep gaat, kan de ontvanger beginnen met de executie. In het geval van versnelde invordering kan een versnelde executie plaatsvinden. De ontvanger hoeft dan geen hernieuwd bevel van betaling uit te schrijven. Dit soort situaties zijn bijvoorbeeld aan de orde als de ontvanger vreest dat de belastingschuldige vermogensbestanddelen aan een ander wil overdragen.
Inkomensbeslag
De ontvanger kan ook een zogeheten inkomensbeslag leggen op de inkomsten die een derde moet uitbetalen aan de belastingschuldige. Daarbij gaat het onder meer om loon, pensioen, lijfrente-uitkeringen en dergelijke. Voor zover de uitbetaling vatbaar is voor beslag, moet de derde dit deel uitbetalen aan de fiscus. Voor zover de betalingen niet vatbaar zijn voor beslag, hoeft de derde hooguit 10% van het loon of de uitkering te betalen aan de ontvanger. Deze verplichting geldt alleen maar als de belastingschuldige meer dan één belastingaanslag niet heeft betaald. Bovendien moet de laatste betalingstermijn met minstens twee maanden zijn overschreden. Verder moet de belastingschuldige met betrekking tot deze aanslagen:
- niet hebben verzocht om uitstel van betaling of niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor betalingsuitstel; en
- niet hebben verzocht om kwijtschelding van belasting of niet voor kwijtschelding in aanmerking komen.
Beslagvrije voet
Bij het innen van de belastingschulden moet de ontvanger de beslagvrije voet in aanmerking nemen. De hoogte van de beslagvrije voet is onder meer afhankelijk van:
- het inkomen van de belastingschuldige;
- het inkomen van de echtgenoot of partner van de belastingschuldige;
- de woonlasten van de belastingschuldige;
- de premie van de zorgverzekering van de belastingschuldige; en
- de bijstandsnorm.
Normbedragen beslagvrije voet
De beslagvrije voet per kalendermaand bedraagt maximaal:
- € 233,80 als de belastingschuldige een alleenstaande of alleenstaande ouder is en jonger dan 21 jaar is;
- € 255,13 als de belastingschuldige een alleenstaande of alleenstaande ouder is en in een inrichting verblijft. Hierbij komen nog de kosten van het verblijf in de inrichting;
- € 419,51 als de belastingschuldige een echtgenoot of partner heeft en beiden in een inrichting verblijven. Hierbij komen nog de kosten van het verblijf in de inrichting;
- € 947,09 als de belastingschuldige een alleenstaande of alleenstaande ouder is en minstens 21 jaar oud is, maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
- € 1.058,63 als de belastingschuldige een alleenstaande of alleenstaande ouder is en de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
- € 1.352,98 Als de belastingschuldige een partner heeft en beiden minstens 21 jaar oud zijn, maar jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd; en
- € 1.434,98 als de belastingschuldige een partner heeft en beiden al de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Hetzelfde maximum geldt als een van de partners de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, terwijl de ander ouder minstens 21 jaar oud is.
Verzet tegen executie dwangbevel
Belastingschuldigen kunnen in verzet gaan tegen de executie van een dwangbevel. Wie zijn verzet motiveert met de stelling dat hij het dwangbevel niet heeft ontvangen, moet eerst aannemelijk maken dat men de ontvangst van het dwangbevel in twijfel kan trekken. Verder mag de motivering van het verzet niet bestaan uit de stelling dat de belastingaanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is opgelegd. Een man die tegen de beslaglegging van zijn auto in verzet kwam, merkte dat eventuele formele gebreken aan de aangifte evenmin een geldige motivering vormen. Sommige gebreken waren ook niet te voorkomen. Zo kon de onbetaalde naheffingsaanslag MRB geen adres van de man vermelden, omdat hij in zijn auto leefde.
Wet: art. 4:116 Awb, art. 12, 14, 17 en 19 IW 1990, art. 475d Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en art. 20, 21, 22 en 23 Participatiewet
Geef een reactie