De registratie van een belastingplichtige op grond van inkomensschommelingen is op zichzelf geen reden om de uitspraak van een belastingrechter te herzien.
In 1991 heeft een man van zijn toenmalige werkgever een ontslagvergoeding gekregen in de vorm van een stamrecht. De man heeft dit stamrecht ondergebracht in zijn eigen bv. Per 1 januari 2012 doet de stamrecht-bv geen pensioenuitkeringen. De bv heeft namelijk onvoldoende liquiditeiten. De man licht hierover de Belastingdienst in. Omdat de uitkeringen uit de stamrechtuitspraak niet tijdig zijn ingegaan, legt de inspecteur de man een navorderingsaanslag inkomstenbelasting op. Ook krijgt de man een vergrijpboete van bijna een ton opgelegd. Na het bezwaarschrift van de man vermindert de inspecteur de vergrijpboete naar € 23.000. In een uitgebreide beroepsprocedure oordeelt Hof Amsterdam dat deze vermindering volstaat. In mei 2021 krijgt de man van de Belastingdienst te horen dat zijn gegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) zijn opgenomen. Na onderzoek concludeert de Belastingdienst dat deze FSV-registratie voor de man geen gevolgen heeft gehad.
Controle kan rechtmatig zijn
Toch vraagt de man om een herziening van de uitspraak waarin zijn beroep is afgewezen. Hof Amsterdam wijst erop dat in beginsel de manier waarop informatie over een belastingplichtige is verwerkt de rechtmatigheid van een controle niet uitsluit. Dat kan anders zijn als de controle van de aangifte voortvloeit uit bijvoorbeeld een risicoselectie op grond van een discriminerend criterium. Een schending van de regels voor verwerking van persoonlijke gegevens leidt echter niet tot een verlaging van een aanslag die op zichzelf bezien correct is berekend.
Discriminerende gronden niet aannemelijk
Het hof constateert dat het onderzoek van de Belastingdienst naar de desbetreffende FSV-gegevens geen volledig, maar wel een coherent en logisch beeld heeft opgeleverd. Het hof vindt het waarschijnlijk dat de vermelding van de man in de FSV te maken heeft gehad met inkomensschommelingen. Het is eveneens waarschijnlijk dat de FSV-registratie niet heeft plaatsgevonden op discriminerende gronden. Bovendien zijn de navorderingsaanslag en boete al opgelegd voordat de FSV-registratie van de man heeft plaatsgevonden. Ondanks de resterende onzekerheid meent het hof dat geen reden is om zijn uitspraak te herzien. De man krijgt wel een immateriële schadevergoeding toegekend vanwege en overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: art. 8:119 Awb
Bron: Gerechtshof Amsterdam 9 juli 2024 (gepubliceerd 16 september 2024), ECLI:NL:GHAMS:2024:1948, 22/238
Geef een reactie