De inspecteur is geen dwangsom verschuldigd voor het te laat nemen van een dwangsombesluit.
Een man heeft op 23 maart 2018 verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2014. Op 7 december 2018 heeft hij de inspecteur in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen hierop. De man heeft op 17 mei 2019 de inspecteur opnieuw in gebreke gesteld. Daarnaast heeft hij aanspraak gemaakt op een tweede dwangsom wegens het uitblijven van een dwangsombesluit. Op 10 oktober 2019 heeft de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. De inspecteur heeft geen dwangsom toegekend. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2022/2173) is de inspecteur ter zake van het niet tijdig beslissen op het verzoek om ambtshalve vermindering een dwangsom verschuldigd. Ter zake van de tweede ingebrekestelling van 17 mei 2019 is de inspecteur volgens het hof geen dwangsom verschuldigd.
Ingebrekestelling is geen aanvraag
De man gaat in cassatie, maar de Hoge Raad onderschrijft het hofoordeel. De ingebrekestelling heeft volgens de Hoge Raad namelijk niet het karakter van een verzoek aan het bestuursorgaan om een (dwangsom)besluit te nemen. De ingebrekestelling is geen aanvraag en een dwangsombesluit is dus geen beschikking op aanvraag. Daardoor kan een bestuursorgaan niet een dwangsom verbeuren wegens het niet tijdig nemen ervan. Het hof heeft dus terecht geoordeeld dat belanghebbende met de ingebrekestelling van 17 mei 2019 geen aanspraak kan maken op een tweede dwangsom. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de man ongegrond.
Geef een reactie