De immateriële schadevergoeding bij een overschrijding van de redelijke termijn bedraagt € 500 per half jaar dat de termijn is overschreden, als de procedure vóór 31 mei 2024 is begonnen.
Een man is in beroep gegaan tegen een WOZ-beschikking. In deze procedure constateert de rechtbank dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden. Het gaat om een overschrijding van bijna vijf maanden. De rechtbank heeft een vergoeding voor immateriële schade gehanteerd van € 50 per half jaar. Deze vergoeding is zo laag omdat de rechtbank het financiële belang van deze zaak gering vindt.
Voorwaarden matiging immateriële schadevergoeding
In hoger beroep haalt hof Den Haag uit de rechtspraak dat het uitgangspunt is dat een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn gelijk is aan € 500 per half jaar waarmee die termijn is overschreden. Zie ook NDFR 2024/1575 en ‘Immateriële schadevergoeding in principe niet beperkt’. Van dit uitgangspunt is alleen af te wijken als het financiële belang bij de procedure minder dan € 1.000 bedraagt. Bovendien mag de redelijke termijn met hooguit twaalf maanden zijn overschreden. Aan deze voorwaarden is in deze zaak voldaan. Maar de Hoge Raad (NDFR 2024/972) heeft wel overgangsrecht opgesteld. Dit overgangsrecht geldt voor procedures die vóór 31 mei 2024 zijn begonnen. Op grond van dit overgangsrecht moet de gemeente de man toch een immateriële schadevergoeding betalen van € 500.
Wet: art. 8:75 Awb
Besluit: art. 2 en bijlage BPB
Bronnen: gerechtshof Den Haag 9 oktober 2024 (gepubliceerd 13 november 2024), ECLI:NL:GHDHA:2024:2036, BK-23/956, gerechtshof Den Haag 9 oktober 2024 (gepubliceerd 13 november 2024), ECLI:NL:GHDHA:2024:2037, BK-23/957 en gerechtshof Den Haag 9 oktober 2024 (gepubliceerd 13 november 2024), ECLI:NL:GHDHA:2024:2038, BK-23/958
Geef een reactie