Krijgt een btw-ondernemer een ambtshalve teruggaaf van voorbelasting omdat hij heeft verzuimd deze terug te vragen? Dan hoeft de fiscus hem geen Irimierente te vergoeden.
Een vennootschap verhuurt een onroerende zaak die in Nederland ligt. Deze verhuurder past daarbij de verleggingsregeling voor de btw toe. Zij dient periodiek aangiftes omzetbelasting in. Op 29 september 2020 heeft zij een suppletie omzetbelasting gedaan over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 januari 2017. In de aangiften is namelijk te weinig voorbelasting afgetrokken. Het gaat om een bedrag van € 7.465. De fiscus heeft deze suppletie aangemerkt als een verzoek om ambtshalve teruggaaf. Deze ambtshalve teruggaaf is vervolgens verleend en uitbetaald op 1 december 2020. Daarbij heeft de Belastingdienst ook een bedrag van € 27 aan belastingrente vergoed. Dit bedrag is berekend over de periode van 25 november 2020 tot en met 21 december 2020. Op 7 december 2020 heeft de vennootschap de bijbehorende ambtshalve teruggaafbeschikking en rentebeschikking ontvangen.
Geen beschikking over nog terug te ontvangen voorbelasting
De vennootschap meent dat zij ook recht heeft op een vergoeding van invorderingsrente, de zogeheten Irimierente. Zij stelt dat zij recht heeft op een rentevergoeding omdat zij niet heeft kunnen beschikken over het bedrag van de alsnog teruggegeven voorbelasting. Daarmee is sprake van belasting die in strijd met het Unierecht is geheven, aldus de vennootschap. Zij meent dat de aanleiding of oorsprong voor de teruggaaf niet van belang is. De Belastingdienst weigert de vennootschap Irimierente te vergoeden. Daarop start de vennootschap een beroepsprocedure voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Belastingdienst heeft Unierecht niet geschonden
Voor de rechtbank is niet in geschil dat de vennootschap heeft nagelaten om de aftrek van bedragen aan voorbelasting te verzoeken. De vennootschap is evenmin tijdig in bezwaar gegaan. Op grond van de nationale regels is het recht op vooraftrek dan vervallen. Dat is in beginsel niet in strijd met Unierecht. De vennootschap heeft uiteindelijk toch een teruggaaf gekregen dankzij de uitoefening van een ambtshalve bevoegdheid van de inspecteur. Dit is een andere situatie dan die waarin de inspecteur in strijd met het Unierecht heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat een btw-ondernemer geen recht heeft op een vergoeding van Irimierente bij een latere correctie van zijn eigen verzuim. De Belastingdienst heeft terecht de vergoeding van Irimierente geweigerd.
Wet: art. 30ha AWR en art. 28c Iw 1990
Geef een reactie