Het is niet zo aannemelijk dat een gepensioneerde, niet-juridische geschoold persoon die in het buitenland woont, rechtsbijstand verleent aan een Nederlandse ondernemer. Dit maakt het moeilijk voor de ondernemer die deze persoon als gemachtigde presenteert om een rechtsbijstandsvergoeding te claimen.
Een eigenaar van een eenmanszaak voerde bij Rechtbank Noord-Holland zes zaken tegen de Belastingdienst. Een van de geschilpunten was of de man recht had op een vergoeding van kosten van rechtsbijstand. Zijn gemachtigde had in het verleden vaker opgetreden als gemachtigde van zijn eenmanszaak. Toch meende de fiscus dat in deze zaak geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Raad van State had de gemachtigde namelijk niet erkend als professioneel juridisch dienstverlener. Toen de rechtbank de man nadere vragen stelde over de relatie tussen de gemachtigde en de eenmanszaak, gaf hij alleen ontwijkende en niet-inhoudelijke antwoorden. Zo liet hij in het midden waarom de gemachtigde nooit in persoon op een zitting leek te verschijnen. De rechtbank geloofde wel dat de gemachtigde een bestaand persoon was. In de tijd waarin de gemachtigde de rechtsbijstand zou hebben verleend woonde hij echter in Duitsland en was hij al gepensioneerd.
Geen proceskostenvergoeding
Verder maakte de man niet aannemelijk dat zijn gemachtigde juridisch geschoold was en evenmin dat hij aan derden juridische bijstand verleende. Verder had de eenmanszaak van de man de neiging om bij procedures de stukken (opzettelijk) naar de verkeerde instanties te sturen. Dit veroorzaakte verwarring. Al met al voldoende redenen voor de rechtbank om de man geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
Besluit: art. 1 BPB
Bronnen: Rechtbank Noord-Holland 24 december 2021 (gepubliceerd 10 januari 2022), ECLI:NL:RBNHO:12295, AWB 20/529, Rechtbank Noord-Holland 24 december 2021 (gepubliceerd 10 januari 2022), ECLI:NL:RBNHO:12296, AWB 20/530, Rechtbank Noord-Holland 24 december 2021 (gepubliceerd 10 januari 2022), ECLI:NL:RBNHO:12297, AWB 20/531, Rechtbank Noord-Holland 24 december 2021 (gepubliceerd 10 januari 2022), ECLI:NL:RBNHO:12298, AWB 20/647, Rechtbank Noord-Holland 24 december 2021 (gepubliceerd 10 januari 2022), ECLI:NL:RBNHO:12299, AWB 20/2029 en Rechtbank Noord-Holland 24 december 2021 (gepubliceerd 10 januari 2022), ECLI:NL:RBNHO:12300, AWB 20/2030
Geef een reactie