Soms snapt de belastingrechter dat een belastingplichtige het gevoel heeft dat de menselijke maat ontbreekt. Maar dat betekent nog niet dat de rechter de belastingplichtige dan altijd in het gelijk stelt.
Een man met de Belgische nationaliteit woonde sinds 2008 in Nederland. Per 1 september 2011 ontving hij twee zogenoemde pre-pensioenuitkeringen van de Belgische overheid. De man verzocht de SVB om ontheffing van de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen. De SVB verleende hem deze ontheffing met ingang van 17 september 2014. In zijn aangifte IB/PVV 2012 gaf de man op dat hij heel 2012 niet verplicht verzekerd was voor de AOW en Anw. Hij verstrekte de inspecteur op zijn verzoek de ontheffingsbeslissing. Toch weigerde de inspecteur een vrijstelling te verlenen voor de premies AOW en Anw. De reden was dat de ontheffing in 2012 nog niet was ingegaan. Daarop verzocht de man de SVB om de ingangsdatum van de ontheffingsbeslissing te herzien naar 1 januari 2012.
Herziening ingangsdatum geweigerd
De SVB legde de man uit dat zijn verzoek om ontheffing niet binnen één jaar na het voldoen aan de voorwaarden bij de SVB was ingediend. Daarom was hem de ontheffing verleend met ingang van de dag waarop de SVB zijn verzoek om ontheffing had ontvangen. Bovendien had de SVB een en ander nog eens onderzocht. Daarbij concludeerde zij dat de man op grond van zijn ingezetenschap in 2012 verplicht verzekerd was voor de AOW en Anw. De man was immers niet meer werkzaam in België en had evenmin ontheffing aangevraagd, laat staan verkregen. De SVB wees het verzoek om de ontheffingsbeslissing een andere ingangsdatum te geven af. De man startte een bezwaar- en beroepsprocedure tegen deze afwijzing, maar dat was tevergeefs. Vervolgens start de man een procedure tegen de aanslag IB/PVV 2012.
Geen schending van beginselen van bestuur
Voor Hof Den Bosch doet de man onder meer een beroep op het vertrouwensbeginsel. Ook betoogt hij dat de menselijke maat ontbreekt. Het hof vindt dat de man niet aannemelijk maakt dat de inspecteur een toezegging heeft gedaan die te eerbiedigen vertrouwen opwekt. En een gevoel dat de menselijke maat ontbreekt brengt niet mee dat de rechter in alle gevallen in het voordeel van de belastingplichtige beslist. De inspecteur heeft de aanslag conform de wet berekend. Nu mag de belastingrechter in een individueel geval de wettelijke bepalingen min of meer aan de kant schuiven. Maar dat mag alleen als de inspecteur handelt in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het hof ziet in deze zaak onvoldoende aanleiding om te oordelen dat de fiscus onbehoorlijk heeft gehandeld. Het hoger beroep van de man is ongegrond.
Wet: art. 6 en 13, eerste lid, onderdeel a Anw en art. 2 en 6, eerste lid AOW
Besluit: art. 22 Bkvv 1999
Geef een reactie