De Hoge Raad geeft in zijn antwoord op prejudiciële vragen aan wanneer men in bezwaar en/ of beroep kan gaan tegen een rentebeschikking van de fiscus.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar tussenuitspraak van 21 januari 2021, NTFR 2021/1154, prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. Zie ook NTFR 2021/1154, NTFR 2021/3388 en ‘A-G adviseert over belastingrentevergoeding bij teruggaaf BPM’. Deze vragen gaan over de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de hoogte van de bij teruggaaf van BPM te vergoeden rentebedragen en over strijdigheid van de Nederlandse heffings- en belastingrenteregelingen met het Unierecht.
Antwoorden Hoge Raad
De Hoge Raad antwoordt als volgt:
- Als de inspecteur ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak belanghebbende in kennis stelt over de rentevergoeding over de belastingteruggaaf, dan staat tegen die kennisgeving alleen bezwaar open als deze als een rentebeschikking is aan te merken. Daarvan is geen sprake als de inspecteur eerder al een rentebeschikking heeft gegeven.
- Wordt een rentebeschikking pas voor het eerst gegeven bij uitspraak op bezwaar tegen een voldoening op aangifte, staat daartegen geen bezwaar maar beroep open.
- Voor de vraag of de rechter een beslissing over een rentebeschikking heeft genomen, moet men naar het dictum kijken. Niet vereist is dat in de uitspraak het bedrag van de rente is genoemd.
- De Nederlandse regeling waarbij het vaststellen van de rentevergoeding plaatsvindt op basis van enkelvoudige rente en een vast rentepercentage van thans 4%, is niet in strijd met het Unierecht. Maar daarbij geldt als voorwaarde dat de belastingplichtige het bedrag van de teruggaaf tegen dat rentepercentage zou kunnen lenen bij een bank.
Verdrag: art. 28 VWEU
Wet: art. 26, 27ga, 30f, vijfde lid, 30ha, 30hb en 30j AWR
Bron: Hoge Raad 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:89, 21/00331
Geef een reactie