Ook al neemt de belastingrechter een beroepschrift tegen een boete niet in behandeling, hij kan deze boete wel meerekenen bij het bepalen of het totale boetebedrag redelijk is.
Een vrouw verrichtte namens het bedrijf van haar echtgenoot en later namens haar eigen bedrijf managementwerkzaamheden voor verschillende derde vennootschappen. Op de facturen die zij naar de afnemers stuurde, stond het privébankrekeningnummer van de vrouw vermeld. Volgens de vrouw kwamen de betalingen van de afnemers op haar bankrekening feitelijk toe aan de bedrijven. Deze bedragen zouden worden opgeteld bij haar rekening-courantschuld. De Belastingdienst gelooft echter dat de gelden definitief zijn onttrokken aan het ondernemingsvermogen. Dit is een van de redenen om het inkomen van de vrouw te corrigeren en haar navorderingsaanslagen en vergrijpboetes op te leggen. Daarop tekent de vrouw beroep aan tegen deze aanslagen en boetes.
Belastingdienst legt te hoge boetes op
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het bezwaar tegen het belastingjaar 2015 te laat is ingediend en terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank vindt wel van belang dat voor dat jaar een vergrijpboete van € 50.000 is opgelegd. Samen met de boetes over de jaren 2012 – 2014 heeft de fiscus de vrouw in totaal € 82.230 aan vergrijpboetes opgelegd. De rechtbank vindt dat te hoog. Bovendien is de redelijke termijn verstreken. Daarom verlaagt de rechtbank de boetes over de jaren 2012 – 2014, dat zij in totaal nog maar € 8.710 bedragen.
Wet: art. 5:46 Awb en art. 67d en 67e AWR
Geef een reactie