Als de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting oplegt zonder deze nader te onderbouwen, heeft de btw-ondernemer in beginsel recht op een integrale proceskostenvergoeding.
Rechtbank Den Haag heeft uitspraak gedaan in een geschil tussen een bv en de Belastingdienst. De bv is in bezwaar gegaan tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2018. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag daarop vernietigd. Daarnaast heeft hij de bv een gewone kostenvergoeding toegekend. Maar de bv meent dat zij recht heeft op een integrale kostenvergoeding. De inspecteur zou namelijk het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel hebben geschonden. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door de naheffingsaanslag op te leggen zonder voldoende onderbouwing. Dit resulteert in een integrale vergoeding van de kosten van de bv tot en met de indiening van het bezwaarschrift. Daarbij komt de rechtbank uit op een bedrag van € 2.170,50 minus € 310 aan eerder toegekende vergoeding = € 1.860,50. De bv krijgt echter geen immateriële schadevergoeding toegekend, omdat de redelijke termijn niet is overschreden.
Na bezwaarfase is inspecteur niet onzorgvuldig geweest
De rechtbank kent de bv evenmin een integrale vergoeding toe voor de proceskosten in beroep. De rechter ziet namelijk geen ernstige onzorgvuldigheid van de inspecteur die afwijking van de forfaitaire regeling rechtvaardigde. Bovendien bestempelt de rechtbank de aard van deze zaak als licht. Daarom bedraagt de vergoeding voor de proceskosten in beroep slechts € 875.
Wet: art. 8:42 Awb
Besluit: art. 1, onderdeel a en 2, derde lid BPB
Geef een reactie