In principe is het een goede zaak als een belastingadviseur met zijn cliënten meeleeft. Tegelijkertijd is het van belang dat hij zijn frustratie met de Belastingdienst en de Nederlandse rechterlijke macht niet de overhand laat krijgen. Als een gemachtigde zich niet professioneel en respectvol opstelt, kan dat ernstige gevolgen hebben.
Waarschuwing voor taalgebruik
Het belang van zelfbeheersing blijkt duidelijk in diverse zaken rond een belastingadviseur die als gemachtigde namens zijn cliënten vele beroepschriften indient tegen de heffing van BPM. Toen hij in een beroepsprocedure op 15 maart 2018 de Belastingdienst diverse malen vergeleek met een misdaadorganisatie, kwam hem dat op een waarschuwing van het hof te staan. Hof Den Bosch liet de gemachtigde weten zich ernstig te storen aan zijn taalgebruik in zijn processtukken. Het hof wees de man er ook op dat de rechter bijstand door een persoon kan weigeren als tegen deze persoon ernstige bezwaren bestaan. In deze zaak bleef het echter bij deze waarschuwing en de gemachtigde wist zelfs een succes te behalen. Zie: ‘Vliegen vangen met azijn’.
Geweigerd in individuele zaak
De waarschuwing van Hof Den Bosch lijkt niet aan te slaan bij de belastingadviseur. Ook in andere zaken ventileert hij zijn frustratie met de Belastingdienst. De Nederlandse rechterlijke macht moet eveneens eraan geloven. De gemachtigde beschuldigt diverse rechters ervan dat zij op misdadige wijze de rechten van de Nederlandse burger schenden. Ook vergelijkt hij hen met clowns en sekswerkers. Op 16 augustus 2019 was voor Hof Arnhem-Leeuwarden de maat vol. Het hof erkende dat belanghebbenden en hun gemachtigden het recht hebben om duidelijk te maken dat zij het oneens zijn met bepaalde rechtelijke uitspraken. Dit dient echter op een professionele en respectvolle wijze te gebeuren. Het hof vond de opmerkingen van de gemachtigde onnodig beledigend. Het hof weigerde de man als gemachtigde en gaf zijn cliënt vier weken de tijd om een nieuwe gemachtigde te vinden. Zie ook: ‘‘Roasted’ hof weigert gemachtigde’.
Stukken negeren
Overigens kan de rechter in plaats van een gemachtigde weigeren besluiten bepaalde stukken buiten beschouwing te laten. Op 23 januari 2020 oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat een verzetschrift en een pleitnota zo veel onnodig grievend taalgebruik bevatte, dat zij deze stukken buiten beschouwing liet. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond.
A-G: weigering in alle zaken
De man legt zich overigens niet neer bij zijn weigering als gemachtigde en gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Advocaat-generaal (A-G) Wattel ziet diverse redenen waarom dit cassatieberoep niet ontvankelijk is. Hij gaat wel in op het taalgebruik van de gemachtigde. De A-G constateert dat na een eerder geboden bezinningstijd van drie maanden de gemachtigde zichzelf overtreft in nog extremer getier tegen onder meer de rechtspraak, individuele rechters en de rechtsstaat. Dit is volgens de A-G bovendien alleen maar procesorde verstorend en dus zinloos. Daarnaast kost dit de gemeenschap veel geld. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom:
- de man te weigeren als gemachtigde in alle zaken waarin hij optreedt en die bij de Hoge Raad aanhangig zijn;
- ook alle (rechts)personen die onder zijn (feitelijke) leiding optreden te weigeren als gemachtigde in aanhangige zaken; en
- de belastingplichtigen (de cliënten) daarover direct in te lichten. Zij dienen vier weken de tijd te krijgen om een andere persoon te machtigen.
A-G: belanghebbende betaalt proceskosten
De A-G wijst de Hoge Raad bovendien op het feit dat de belanghebbende in deze zaak op de hoogte was van de ernstige bezwaren tegen de man als gemachtigde. Toch heeft de belanghebbende ervoor gekozen om de man in te schakelen als gemachtigde. De A-G meent dat de belanghebbende dit doet vanuit de verwachting financieel voordeel te behalen. De gemachtigde werkt namelijk op basis van ‘no cure no pay’. Met dit in het achterhoofd adviseert de A-G de Hoge Raad om de belanghebbende te veroordelen in de proceskosten van de Belastingdienst en de Staatssecretaris in alle instanties.
Weigering voor langere periode
Ook Rechtbank Gelderland constateert in haar uitspraak van 6 augustus 2020 dat veel belastingplichtigen gebruik blijven maken van de diensten van de man of van zijn bv’s. Zij heeft meer dan 820 zaken van ruim 120 verschillende belanghebbenden in behandeling waarin de desbetreffende gemachtigde optreedt. Zij stelt dat zij in ieder geval de gemachtigde in een individuele procedure kan weigeren. Maar de rechtbank meent dat dit geen gedragsverandering bij de man zal teweegbrengen. En het gelaten over zich heen laten komen van het taalgebruik van de gemachtigde is volgens de rechtbank niet aanvaardbaar. Daarnaast gaan de negatieve gevolgen van het gedrag van de gemachtigde ten koste van zijn cliënten en de afdoeningscapaciteit van de rechtbank. Dit vindt de rechtbank niet langer verantwoord. Daarom wil zij de man en al zijn bv’s voor een periode van liefst drie jaar, maar in ieder geval anderhalf jaar weigeren als gemachtigde.
Expliciete wettelijke grondslag
Nu kent het civiele recht een wetsbepaling die de kantonrechter de mogelijkheid biedt een gemachtigde voor een bepaald tijd te weigeren. Maar deze mogelijkheid is niet expliciet wettelijk vastgelegd in het bestuursrecht. De rechtbank vraagt zich dan ook af of haar voorgestelde weigering conform het recht is. Zij legt daarom de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen voor:
- Biedt het bestuursrecht een grondslag om een gemachtigde tegen wie ernstige bezwaren bestaan, voor een bepaalde tijd te weigeren als gemachtigde?
- Is een weigering van zo’n gemachtigde voor een periode van drie jaar in strijd met de Europese mensenrechten?
- Gesteld dat een weigering gedurende drie jaar te lang is, welke periode is dan wel acceptabel op grond van de Europese mensenrechten?
- Biedt het bestuursrecht een grondslag om een gemachtigde tegen wie ernstige bezwaren bestaan te weigeren in alle zaken die hij op dat moment bij de rechtbank voert? En kan dat zonder de Europese mensenrechten te schenden?
- Biedt het bestuursrecht een grondslag om ook alle (rechts)personen die onder de (feitelijke) leiding van zo’n gemachtigde staan te weigeren?
Wet: art. 8:25 Awb en art. 81 Rv
Bronnen: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23 januari 2020 (gepubliceerd 30 januari 2020), ECLI:NL:RBZWB:2020:291, AWB 19/1619V, Parket bij de Hoge Raad 30 juni 2020 (gepubliceerd 17 juli 2020), ECLI:NL:PHR:2020:665, 19/05365 en Rechtbank Gelderland 6 augustus 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3966, AWB 18/2764
Geef een reactie