Het feit dat de fiscus iemand heeft geregistreerd in de Fraude Signalering Voorziening garandeert geen herziening van de uitspraak van de belastingrechter.
Behalve inkomen uit een ABP-pensioen heeft een man in zijn aangiftes IB/PVV 2015 tot en met 2017 negatieve resultaten uit zijn antiekwinkel opgegeven. Sinds 2002 zijn de resultaten uit de antiekwinkel negatief. Het jaar 2006 vormt hierop een uitzondering: de winst van dat jaar is nihil. Naar aanleiding van een boekenonderzoek over de jaren 2004 tot en met 2006 concludeert de Belastingdienst dat de man IB-ondernemer is. Maar later stelt de inspecteur dat de man vanaf 2015 niet langer vertrouwen mag ontlenen aan die conclusie. Daarom weigert de fiscus de verliezen uit de antiekwinkel over de jaren 2015 tot en met 2017. De man gaat daartegen in beroep. Maar ook de belastingrechter oordeelt dat de antiekwinkel geen bron van inkomen vormt. De man vraagt echter om herziening om de uitspraak. Daarbij wijst hij erop dat zijn gegevens zijn opgenomen in de databank Fraude Signalering Voorziening (FSV).
Toetsingskader
Hof Arnhem-Leeuwarden zegt het volgende over de gevolgen van opname in de FSV op de rechtmatigheid van een belastingaanslag. In principe tast de manier waarop de Belastingdienst de informatie over een belanghebbende heeft verwerkt de rechtmatigheid van een belastingaanslagen niet aan. Dit kan anders zijn als de controle van de aangiften van een belanghebbende is voortgevloeid uit een risicoselectie of het verwerken of benutten van persoonsgegevens in een databank. Heeft deze risicoselectie plaatsgevonden op basis van een criterium dat tegenover de belanghebbende leidt tot een schending van een grondrecht? Dan kan de belastingaanslag onrechtmatig zijn. In eerste instantie moet de belanghebbende gemotiveerd stellen dat deze situatie zich bij hem heeft voorgedaan. Daarna dient de Belastingdienst aan de belanghebbende en de rechter de gegevens te verstrekken die relevant kunnen zijn voor de beoordeling hiervan.
Controle van bron van inkomen
De man heeft niet gemotiveerd gesteld dat de controle van zijn aangiften voor de jaren 2016 en 2017 is voortgevloeid uit een risicoselectie op basis van een criterium dat zijn grondrecht schendt. Hij stelt evenmin op discriminatoire gronden te zijn gecontroleerd. In deze zaak heeft de Belastingdienst de man al laten weten bij hem geen fraude te hebben geconstateerd. De controle heeft plaatsgevonden omdat de Belastingdienst wilde controleren of de antiekwinkel wel een bron van inkomen is. Volgens het hof heeft de fiscus met de controle niet onbehoorlijk gehandeld. Er is daarom geen reden om de hofuitspraak te herzien.
Geef een reactie