Een vrouw heeft arbeid verricht voor de bv van haar echtgenoot. Zij heeft daarvoor geen beloning ontvangen of verantwoord in haar aangiften IB/PVV 2014 tot en met 2017. Volgens de inspecteur is dat onterecht. Hij heeft daarom voor die jaren een gebruikelijk loon in aanmerking genomen. Voorts heeft hij de vrouw voor 2015 en 2016 boetes voor een aangiftevergrijp opgelegd. De Belastingdienst legt de vrouw voor 2017 een vergrijpboete omdat door haar voorwaardelijke opzet te weinig belasting is betaald. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de inspecteur aan zijn verzwaarde bewijslast inzake het bestanddeel ‘voorwaardelijk opzet’ heeft voldaan. Zie ook ‘Zekerheid stellen is geen overdracht economische eigendom’.
Ontoereikend gemotiveerd hofoordeel over vergrijpboete
In cassatie houdt dat oordeel echter geen stand. Op zich heeft het hof het juiste rechtskader gehanteerd. De Hoge Raad heeft echter kritiek op het hofoordeel dat dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat de vrouw door bewust heeft af te zien van loon van de bv, wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat de aangifte onjuist was en te weinig belasting zou worden geheven. De Hoge Raad vindt dit hofoordeel ontoereikend gemotiveerd. Dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat de vrouw met (voorwaardelijk) opzet ten onrechte geen loon van de bv in haar aangiften heeft verantwoord, volgt namelijk niet uit de bewijsmiddelen die het hof hanteert. Het gaat hierbij om:
- de verklaring van de vrouw dat zij heeft afgezien van loon van de bv omdat er onvoldoende liquide middelen beschikbaar waren, en
- de bevinding van het boekenonderzoek dat uit de administratie van de bv is gebleken dat aanzienlijke bedragen aan het vermogen van de bv zijn onttrokken.
Onttrekkingen spelen geen rol bij loonkwestie
Volgens de Hoge Raad moet men eerst vaststellen dat de vrouw ondanks dat zij heeft afgezien van loon, wel een loon van de bv moest aangeven. Dat is in deze zaak alleen het geval op grond van de gebruikelijkloonregeling. Het staat echter niet vast dat de vrouw wist dat zij een aanmerkelijk belang in de bv had, zodat de gebruikelijkloonregeling van toepassing was. Verder zijn inderdaad aanzienlijke bedragen aan het vermogen van de bv onttrokken. Maar de fiscus heeft die bedragen als winstuitdelingen (dividend) belast en dus niet als loon aangemerkt. Daardoor spelen die onttrekkingen geen rol bij het aan de vrouw gemaakte verwijt dat zij ten onrechte geen loon van de bv heeft aangegeven. Gezien dit alles vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak en verwijst de zaak voor de boetes naar een ander hof.
Bron: Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1394, 23/00009
Online cursus Gebruikelijk loon
Tijdens deze online cursus zoomt specialist Peter Bos in op de gebruikelijkloonregeling. Niets nieuws zou je misschien zeggen, maar niets is minder waar. De regeling die nu zo’n 25 jaar van kracht is, heeft in de afgelopen jaren de nodige veranderingen ondergaan en tot de nodige discussies geleid. En nu per 2024 het gebruikelijk loon via de meest vergelijkbare dienstbetrekking op 100% van het loon vastgesteld moet worden, is er werk aan de winkel!
Geef een reactie