In fiscale procedures kan een belanghebbende proberen zijn standpunten meer aannemelijk te maken door getuigen op te roepen. De belanghebbende kan de rechter ook verzoeken om ambtshalve getuigen op te roepen.
De rechter zal doorgaans dit verzoek afwijzen als de belanghebbende geen moeite heeft gedaan om de getuigen zelf op te roepen.De uitnodiging aan de partijen in een geschil tot het bijwonen van een zitting voor de bestuursrechter moet wijzen op de mogelijkheid om getuigen op te roepen. Partijen mogen getuigen en deskundigen meebrengen. Zij mogen ook getuigen of deskundigen bij aangetekende brief of deurwaardersexploot oproepen. Een voorwaarde voor het inzetten van getuigen en deskundigen is dat men uiterlijk tien dagen voor de dag van de zitting de bestuursrechter en de andere partijen hiervan op de hoogte brengt. Ook moet men de namen en woonplaatsen van de getuigen en deskundigen vermelden. Komen de getuigen of deskundigen niet opdraven, dan kan de belanghebbende de rechter verzoeken of deze de getuigen wil oproepen. Als de belanghebbende genoeg moeite heeft gedaan om de getuigen op te roepen, zal de rechter zijn verzoek in principe honoreren. Alleen als de rechter meent dat het horen van die getuigen geen invloed heeft op de beoordeling van de zaak, zal hij het verzoek van de belanghebbende afwijzen. Hij zal het afzien van het horen van getuigen moeten motiveren in zijn uitspraak.
Geen nauwkeurige redenen om getuige op te roepen
De volgende zaak wijst op het belang van het doen van moeite om getuigen op te roepen. De Belastingdienst legde een B.V. naheffingsaanslagen loonheffingen op omdat de B.V. elf werknemers zwart loon zou hebben uitbetaald. De B.V. ging in beroep en wilde dat het hof drie controle-ambtenaren als getuigen zou horen. Verder wilde de B.V. een voormalig administratief medewerkster als getuige laten optreden als de inspecteur nader bewijsmateriaal inbracht. Maar deze situatie deed zich niet voor. De B.V. gaf alleen algemene redenen op waarom zij de controle-ambtenaren wilde horen. Twee van de drie controle-ambtenaren waren al op de zitting van de rechtbank aanwezig geweest en hadden daar verklaringen afgelegd. Het hof zag geen reden om deze personen op te roepen als getuigen. Daarbij speelde nog een rol dat de B.V. zelf geen enkele actie had ondernomen om de controle-ambtenaren tijdig voor de zitting op te roepen. Het hof ziet evenmin een reden waarom het horen van de getuigen aan de zaak zou bijdragen. De B.V. gaat in cassatie, maar de Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht tot zijn beslissing is gekomen.
Rechter roept getuigen op
Als de rechter ambtshalve aanleiding ziet om getuigen te horen, kan hij zelf besluiten om getuigen op te roepen. Een opgeroepen getuige, deskundige of tolk die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht om aan de oproeping gevolg te geven. De rechter kan van een getuige verlangen dat deze eerst een eed aflegt voordat hij getuigt. Verschijnt een opgeroepen getuige niet op de zitting? Dan kan de rechter kan bevelen dat de openbare macht de getuige voor hem brengt op een door hem te bepalen dag en uur om aan zijn verplichting te voldoen. Daarnaast riskeert de opgeroepen getuige die niet op de zitting verschijnt een veroordeling tot het vergoeden van de vergeefs gemaakte kosten. Bovendien kan hij schade hebben veroorzaakt waarvoor hij ook een vergoeding moet betalen.
Inhoud oproep
Als een deskundige een oproep krijgt om op een zitting te verschijnen, zal de oproeping het volgende vermelden:
- de opdracht die de deskundige moet vermelden;
- de plaats en het tijdstip waarop de deskundige de opdracht moet vervullen; en
- de gevolgen die zijn verbonden aan het niet-verschijnen.
De uitnodiging aan de partijen om op de zitting te verschijnen zal zoveel mogelijk de namen en woonplaatsen van de opgeroepen getuigen en deskundigen bevatten. Ook zal de uitnodiging zo veel mogelijk feiten noemen waarop het horen betrekking zal hebben respectievelijk de opdracht noemen die de deskundige moet vervullen.Wet: art. 8:33, 8:60 en 8:63 Awb en art. 172 en 176 Wb van Burgerlijke Rechtsvordering
Meer informatie: Hoge Raad 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1786
Geef een reactie