![Hoge Raad](https://www.taxence.nl/content/uploads//sites/2/2021/04/HR.jpg)
Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de omkering van de bewijslast vanwege een onjuiste aangifte beperkt moet blijven tot de foutieve post.
Advocaat-generaal (A-G) Koopman krijgt de vraag voorgelegd aan de hand van welke criteria de belastingrechter moet beoordelen of de vereiste aangifte is gedaan en hoe de omkering van de bewijslast moet plaatsvinden bij aangiften die zogeheten inhoudelijke gebreken vertonen. De Hoge Raad heeft op 27 mei 2022 een nieuw beoordelingskader geïntroduceerd om te beoordelen of de vereiste aangifte is gedaan en zo nee, of en hoe de omkering van de bewijslast moet plaatsvinden. Zie ook NTFR 2022/2079 en ‘Geen kruisje bij trustvraag, bewijslast omgekeerd’). De A-G gaat in op dit nieuwe beoordelingskader. De A-G komt tot de slotsom dat het trustvraagarrest onduidelijkheid laat over de vraag hoe de vereiste aangifte en de omkering van de bewijslast moet worden beoordeeld bij inhoudelijke gebreken. In een ‘verlanglijstje’ geeft hij de Hoge Raad vijf kwesties mee die zijns inziens opgehelderd zouden kunnen worden.
1. Reikwijdte van het trustvraagarrest
Het is gewenst dat de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de reikwijdte van het trustvraagarrest. De tekst van het arrest laat verschillende interpretaties toe. De voorkeur van de A-G gaat uit naar een beperkte reikwijdte, waarbij het nieuwe beslisschema alleen geldt voor specifieke gevallen.
2. Evenredigheid bij te lage aangifte
De vraag is of de evenredigheid van de fout moet worden meegewogen bij de beoordeling of de vereiste aangifte is gedaan. De A-G prefereert het handhaven van het absoluut en relatief aanzienlijk-criterium bij te lage aangiftes.
3. Absoluut en relatief aanzienlijk-criterium
Het is onduidelijk of het absoluut en relatief aanzienlijk-criterium nog steeds geldt voor te lage aangiftes. De voorkeur van de A-G gaat uit naar het handhaven van dit criterium, omdat het concreter is dan de vage maatstaf van onvoldoende gewicht.
4. Partiële omkering van de bewijslast
De vraag is of partiële omkering van de bewijslast ook geldt bij een absoluut en relatief aanzienlijk te lage aangifte. Volgens de A-G zou de omkering proportioneel moeten zijn en beperkt moeten blijven tot de foutieve post.
5. Verwijtbaarheid van de aangifteplichtige
Het is ten slotte onduidelijk of de verwijtbaarheid van de aangifteplichtige nog een rol speelt. De voorkeur van de A-G gaat uit naar het handhaven van de verwijtbaarheidstoets, waarbij de bewijslast alleen wordt omgekeerd als de aangifteplichtige wist of zich ervan bewust had moeten zijn dat hij de vraag onjuist beantwoordde.
Wet: art. 16 en 25, derde lid AWR
Bronnen: Parket bij de Hoge Raad 31 januari 2025 (gepubliceerd 14 februari 2025), ECLI:NL:PHR:2025:130, 24/01480, Parket bij de Hoge Raad 31 januari 2025 (gepubliceerd 14 februari 2025), ECLI:NL:PHR:2025:131, 24/02200 en Parket bij de Hoge Raad 31 januari 2025 (gepubliceerd 14 februari 2025), ECLI:NL:PHR:2025:200, bijlage 24/01480 en 24/02200
Geef een reactie