Soms behandelt een belastingrechter een verzoek om herziening van een uitspraak, die hij zelf heeft gedaan. Daarbij hoeft geen sprake te zijn van partijdigheid.
De erfgenamen van een overleden man waren namens hem in beroep gegaan tegen de box 3-heffing over 2017. De enkelvoudige kamer van een rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond. Vervolgens verzochten de erfgenamen om herziening van dit oordeel. Dezelfde rechter heeft dit verzoek afgewezen met toepassing van de regels voor vereenvoudigde behandeling. Het verzet daartegen is door een andere rechter ongegrond verklaard. Volgens de erfgenamen had het herzieningsverzoek niet mogen worden behandeld door de rechter die had beslist op het oorspronkelijke beroep. Verder betogen zij in cassatie dat door de vereenvoudigde behandeling hen de mogelijkheid is ontnomen van een behandeling ter zitting. De Hoge Raad verwerpt de klachten. Het recht op een onderzoek ter zitting is niet absoluut. Bovendien kan men verzet aantekenen, wat de erfgenamen ook hebben gedaan.
Per geval toetsen op onpartijdigheid
Het beginsel van eerlijke en onafhankelijke rechtspraak verlangt dat toewijzing van een zaak aan een of meer rechters plaatsvindt op basis van algemene en objectieve principes. Dit brengt niet mee dat een herzieningsverzoek nooit is te behandelen door dezelfde rechter als die de eerdere uitspraak heeft gedaan. Niettemin dient men een klacht over het gebrek aan onpartijdigheid of onafhankelijkheid steeds per geval en aan de hand van de concrete omstandigheden te beoordelen. Daarnaast hebben de erfgenamen verwezen naar het verslag ‘Ongekend Onrecht’ van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag. Deze verwijzing was algemeen en niet specifiek. De Hoge Raad vind het daarom begrijpelijk dat de rechtbank daarin geen grond voor herziening heeft gezien. Al met al genoeg redenen voor de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Bron: Hoge Raad 23 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1281, 21/04241
Geef een reactie