Een schuldenaar kan de rechter verzoeken om enkele schuldeisers, bijvoorbeeld de Belastingdienst, verplichten om mee te werken aan een schuldregeling. Maar de rechter zal zo’n verzoek om een dwangakkoord afwijzen als het de schuldeisers te weinig biedt.
Een man met een klusbedrijf was in totaal bijna € 59.000 verschuldigd aan twintig schuldeisers. De man bood zijn schuldeisers een schuldregeling aan. De concurrente schudeisers en de preferente schuldeisers zouden gedurende drie jaren 33% respectievelijk 65% betaald krijgen. Drie schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, gingen niet akkoord met deze regeling. De man begon daarom een beroepsprocedure bij Rechtbank Noord-Nederland. Hij verzocht de rechtbank om de weigerachtige schuldeisers te verplichten tot instemming met de schuldregeling.
Nieuwe schulden
De Belastingdienst verklaart niet akkoord te gaan met de schuldregeling, omdat de omzetbelastingschuld van de man stijgt. Dit komt doordat het klusbedrijf omzet maakt waarover het geen btw afdraagt. De schulden zijn daarmee te kwader trouw ontstaan, aldus de fiscus. De man erkent dat nieuwe belastingschulden zijn ontstaan.
Ongunstige vergelijking met wettelijke regeling
De rechtbank wil het verzoek om het dwangakkoord alleen toewijzen als de schuldeisers in redelijkheid hun instemming niet mogen weigeren. Daarom moet men kijken naar de inhoud van het akkoord. De rechtbank constateert dat het voorstel van de man tot een nauwelijks hogere aflossing leidt dan de wettelijke schuldsanering. Bovendien krijgen schuldeisers bij de wettelijke regeling meer waarborgen. Zeker met een toename van schulden is dit van belang, zo meent de rechtbank. Onder deze omstandigheden is de weigerachtigheid van de fiscus niet onredelijk. De rechtbank wijst daarom het verzoek om het dwangakkoord af.
Geef een reactie